1 Corinthians 2:2

3) niet voorgenomen

Gr. geoordeeld. Want al was de apostel in vele andere zaken ervaren, zo had hij evenwel niet willen voordragen dan hetgeen tot hunne zaligheid nodig was.

4) iets te weten

Dat is, van enige andere wetenschap bij u te spreken.

5) dien gekruisigd.

Dat is, die door Zijn dood en volgende opstanding ons van onze zonden verlost en de eeuwige zaligheid deelachtig heeft gemaakt; Rom. 4:25, en Rom. 10:9,10.

Ro 4.25 10.9,10

2 Timothy 2:8

19) Houd in gedachtenis,

Dat is, wees altijd gedachtig om dit artikel des geloofs dikwijls te overdenken en naarstig in te scherpen, zo tot uwe en der gemeente troost, als tot wederlegging der valse leraars, die de opstanding loochenen; zie 1 Cor. 15:12,13, enz. en hier 2 Tim. 2:18.

1Co 15.12,13 2Ti 2.18

20) dat Jezus Christus uit

Of, dat Jezus Christus, die uit de doden opgewekt is, uit de zade Davids is.

21) naar mijn Evangelie;

Dat is, naar de leer des Evangelies, die ik altijd en standvastig heb geleerd, waarvan dit artikel een van de voornaamste is.

Hebrews 6:2

6) der dopen,

Dat is, van de natuur, instelling en gebruik van den doop en der Sacramenten waardoor het geloof en de bekering in ons wordt versterkt. Het woord dopen wordt hier in het meervoud gesteld, niet omdat er meer dan een doop is, Ef. 4:5, maar •f om den uitwendigen en inwendigen doop te betekenen 1 Petr. 3:21; •f, omdat in de eerste Kerk de volwassenen, die tot Christus bekeerd, en nu een tijdlang in den Christelijken godsdienst onderwezen waren, dikmaals tezamen in een aanmerkelijk getal werden gedoopt, zodat er vele dopen op enen dag schenen gepleegd te worden.

Eph 4.5 1Pe 3.21

7) van de oplegging der handen,

Dat is, van de gaven des Heiligen Geestes, die door de oplegging der handen in de Kerk den gelovigen in het algemeen plachten medegedeelt te worden, Hand. 8:16,17, en bijzonder in het instellen der kerkedienaars, 1 Tim. 4:14.

Ac 8.16,17 1Ti 4.14

8) van de opstanding der doden,

Van welk artikel degenen, die tot de gemeenschap der kerk van Christus toegelaten werden, bijzonder rekenschap moesten geven, omdat niet alleen de heidenen daarmede spotten, Hand. 17:32, maar ook de Sadduce‰n onder de Joden, Matth. 22:23, en vele ketters onder de Christenen deze loochenden; 2 Tim. 2:18.

Ac 17.32 Mt 22.23 2Ti 2.18

9) van het eeuwig oordeel.

Namelijk over levenden en over doden, over de ongelovigen ten eeuwigen dood, en over de gelovigen ten eeuwigen leven. Dit zijn dan de zes hoofdstukken van de beginselen of fondamenten der christelijke religie, die den aankomenden door vragen en antwoorden voorgesteld werden, die ook in onze catechismussen merendeels worden behandeld.

Copyright information for DutKant