‏ 1 Corinthians 2:2

3) niet voorgenomen

Gr. geoordeeld. Want al was de apostel in vele andere zaken ervaren, zo had hij evenwel niet willen voordragen dan hetgeen tot hunne zaligheid nodig was.

4) iets te weten

Dat is, van enige andere wetenschap bij u te spreken.

5) dien gekruisigd.

Dat is, die door Zijn dood en volgende opstanding ons van onze zonden verlost en de eeuwige zaligheid deelachtig heeft gemaakt; Rom. 4:25, en Rom. 10:9,10.

Ro 4.25 10.9,10

‏ Hebrews 1:1-2

1) voortijds

Namelijk de Vader, gelijk blijkt uit de naam Zoon, die in het einde van het vers wordt uitgedrukt.

2) voortijds

Namelijk in den tijden des Oude Testaments.

3) veelmaal en

Dat is, op menigerlei stonden en gelegenheden. Grieks in vele gedeelten.

4) op velerlei wijze

Namelijk door aanspraken, dromen, gezichten, verschijningen. zie Num. 12:6.

Nu 12.6

5) deze laatste

Alzo noemt de apostel den tijd des Nieuwe Testaments, omdat daaronder geen verandering meer in het leren is te verwachten, maar alles zo moet blijven, zonder toe of afdoen, gelijk het van Christus is geleerd en geordineerd tot den laatsten dag; zie ook Jo‰l. 2:28; Hand. 2:17.

Joe 2.28 Ac 2.17

6) ons gesproken

Namelijk apostelen en andere Hebre‰n, die het woord uit Zijn mond hebben gehoord en door wie het door de gehele wereld is verbreid.

7) door den Zoon;

Grieks in den Zoon; dat is, den eigen en eniggeboren Zoon des Vaders, in het vlees geopenbaard, Joh. 1:14; want anderszins waren ook de profeten kinderen Gods, en zijn het ook alle gelovigen; Joh. 1:12; 1 Joh. 3:1.

Joh 1.14,12 1Jo 3.1
8) gesteld heeft

Dit recht van Heere en bezitter van alles te zijn, heeft de Zoon Gods, niet alleen doordien Hij alles heeft geschapen, zoals de volgende woorden medebrengen, maar is ook tot een erfgenaam van alles gesteld, doordien Hij van den Vader van eeuwigheid tot een middelaar is uitverkoren, 1 Petr. 1:20, en van dezen in de wereld is gebracht, als Hij Hem de menselijke natuur heeft laten aannemen; Luk. 1:32, en Luk. 2:11; Hebr. 1:6; en eindelijk als Hij Hem, het werk onzer verlossing volvoerd hebbende, tot Zijn rechterhand heeft verheven; Ef. 1:21,22; Filipp. 2:9,10,11.

1Pe 1.20 Lu 1.32 2.11 Heb 1.6 Eph 1.21,22 Php 2.9,10,11

9) de wereld

Grieks de eeuwen; zoals Hebr. 11:3. Dat is, de wereld met alles wat daarin is, Joh. 1:3; Col. 1:16. Hetwelk de apostel bij het voorgaande voegt als de eerste reden, waarom Hem de Vader tot een erfgenaam en een Heere van alles heeft gesteld, namelijk daar Hij alles door Hem heeft geschapen, waarop de andere redenen in Hebr. 1:3 volgen, genomen van de heerlijkheid Zijns persoons en evengelijkheid met den Vader, en van de onderhouding aller dingen.

Heb 11.3 Joh 1.3 Col 1.16 Heb 1.3
Copyright information for DutKant