1 Corinthians 3:16

41) gij Gods

Namelijk die in Christus gelooft; 1 Petr. 2:5. Zie Ef. 2:21.

1Pe 2.5 Eph 2.21

Hebrews 3:4-6

12) Die dit alles gebouwd heeft,

Dat is, teweeggebracht heeft, wat tot den welstand Zijner gemeente behoort.

13) is God.

Waaruit dan noodwendig volgt dat Christus ook deze ware God is, die dit alles heeft gebouwd, zoals hij in Hebr. 3:3 getuigd had.

Heb 3.3
14) tot getuiging der dingen,

Of tot getuigenis. Dit zegt de apostel van de voorzeggingen en ceremoni‰n des Ouden Testaments, die door Mozes en de profeten zijn voorgesteld, en daarna door Christus en de apostelen nader en breder zouden verklaard worden, gelijk Mozes zelf getuigt; Deut. 18:15.

De 18.15
15) als de Zoon

Dat is, als de eigen Zoon en erfgenaam, want anders was ook Mozes een zoon Gods door het geloof.

16) huis wij zijn,

Dat is, gemeente, of huisgenoten; gelijk Hebr. 3:2.

Heb 3.2

17) de vrijmoedigheid

Dat is, het geloof of vertrouwen op Christus, waardoor wij een vrijmoedigen toegang hebben tot God, als tot onzen Vader. Zie hierna Hebr. 10:22, en Rom. 8:15, enz.

Heb 10.22 Ro 8.15

18) de roem der hoop

Dat is, waardoor wij van Gods gunst en toekomende heerlijkheid durven roemen; Rom. 5:2,3.

Ro 5.2,3
Copyright information for DutKant