1 Corinthians 3:5
8) door welken gij Dat is, door wier dienst en prediking; Rom. 10:17. Ro 10.17 9) een iegenlijk Namelijk Zijner dienaren, wien Hij Zijne gaven verscheidenlijk uitdeelt. Zie 1 Cor. 12:4, enz. 1Co 12.41 Corinthians 4:1
1) uitdelers der Gr. Oikonomous. Dat is, huisverzorgers, of uitdelers van Gods huis. Namelijk in het uitdelen en bedienen van Zijn Woord en Zijne sacramenten, 1 Cor. 2:7. Zie van dit woord Luk. 16:1. 1Co 2.7 Lu 16.11 Corinthians 12:6
15) der werkingen, doch Dat is, der wonderbaarlijke gaven van gezondmakingen en andere mirakelen. Zie 1 Cor. 12:9,10. 1Co 12.9,10 16) dezefde God, die Namelijk de Vader door zijn Zoon en Heiligen Geest, wien de werkingen dezer gaven mede toegeschreven worden; Joh. 5:19,21, en hier, 1 Cor. 12:11. Joh 5.19,21 1Co 12.11Galatians 3:5
18) den Geest verleent, Dat is, die geestelijke gaven. Zie Gal. 3:2. Ga 3.2 19) krachten onder Dat is, wonderwerken. Zie 1 Cor. 12:10,28. 1Co 12.10,28 20) uit de prediking Zie Gal. 3:2. Ga 3.2
Copyright information for
DutKant