1 Corinthians 3:5
8) door welken gij Dat is, door wier dienst en prediking; Rom. 10:17. Ro 10.17 9) een iegenlijk Namelijk Zijner dienaren, wien Hij Zijne gaven verscheidenlijk uitdeelt. Zie 1 Cor. 12:4, enz. 1Co 12.41 Timothy 4:16
31) uzelven behouden, Namelijk door het woord, als een instrument en dienaar van Christus, in wien het woord der verzoening is gelegd, 2 Cor. 5:19; zo nochtans, dat noch die plant iets is noch die nat maakt, maar God die den wasdom geeft; 1 Cor. 3:7. 2Co 5.19 1Co 3.7
Copyright information for
DutKant