1 John 2:16

51) al wat in de wereld

Dat is, al wat de wereldse mensen liefhebben en nastreven begrepen in deze drie soorten die hier uitgedrukt worden.

52) de begeerlijkheid des vleses,

Dat is, de wellustigheid. Zie Rom. 13:14.

Ro 13.14

53) de begeerlijkheid der ogen,

Dat is, de gierigheid en begeerte van rijkdommen, die hier der ogen wordt genoemd, omdat het aanschouwen dezer goederen de begeerte derzelve opwekt, en dat de ogen der gierigaards daarmee nimmer verzadigd worden, maar willen alles hebben wat zij zien. Zie Spreuk. 27:20; Pred. 4:8.

Pr 27.20 Ec 4.8

54) de grootsheid des levens,

Of trotsheid; dat is, de eergierigheid of hovaardigheid, die de wereldse mensen in hun staat en leven alleszins betonen in grote kostelijkheid, pracht en verheffing boven hun naasten. De apostel, deze zonden beschrijvende, benoemt ze met den naam van begeerlijkheid, daar zij uit de aangeborene verdorvenheid voortkomen, Jak. 1:15; om zo den wortel derzelve uit te strekken.

Jas 1.15

55) is niet uit den Vader,

Dat is, is van God in het hart der mensen niet ingeplant, en behaagt God niet.

56) uit de wereld.

Dat is, uit de verdorvene natuur der wereldse mensen.

Revelation of John 21:27

54) ontreinigt, en

Of onreinheid bedrijft, gelijk Paulus ook verklaart, 1 Cor. 6:9.

1Co 6.9

55) het boek des

Dat is, die van eeuwigheid uit genade daartoe zijn verkoren, en in den tijd daartoe krachtig zijn geroepen en gebracht. Zie Rom. 8:29,30, en Openb. 13:8.

Ro 8.29,30 Re 13.8
Copyright information for DutKant