1 John 3:6
24) die in Hem blijft, Dat is, die door een waar geloof met Hem gemeenschap heeft. 25) die zondigt niet; Dat is, die begeeft zich niet tot een kwaad en zondig leven, die laat de zonde over zich niet heersen. Want anderszins zo vallen ook de ware gelovigen soms wel in zonden, 1 Kon. 8:46; Ps. 19:13; Spreuk. 20:9; Jak. 3:2; 1 Joh. 1:8. Door het woord zondigen en de zonde doen, verstaat Johannes dan hier hetgeen Paulus noemt wandelen naar het vlees, Rom. 8:1, en dienstknechten der zonde zijn, Rom. 6:17. Zie ook Joh. 8:34. 1Ki 8.46 Ps 19.12 Pr 20.9 Jas 3.2 1Jo 1.8 Ro 8.1 6.17 Joh 8.34 26) gezien, en heeft Namelijk met de ogen van het ware geloof, dat is, niet recht gekend, gelijk de volgende woorden verklaren. 1 John 3:8
31) Die de zonde doet, Dat is, die zijn werk maakt van zondigen. Zie de verklaring over 1 Joh. 3:6. 1Jo 3.6 32) uit den duivel; Dat is, die aardt naar den duivel, gelijk de kinderen naar hun vaders. Zie Joh. 8:44. Joh 8.44 33) zondigt van den beginne. Dat is, gelijk hij terstond, nadat hij goed was geschapen, zich tot zondigen heeft begeven, en daarin gedurig blijft en voortgaat, zo doen ook de onwedergeboren en ongoddelijke mensen niets dan zondigen. 34) geopenbaard, opdat Hij Namelijk in het vlees. Zie 1 Joh. 3:5. 1Jo 3.5 35) de werken des duivels Dat is, de zonden, waarvan de duivel de eerste bewerker is. 36) verbreken zou. Grieks ontbinden, of ontdoen; hetwelk Hij gedaan heeft als Hij de straf dezer voor de gelovigen heeft geleden, Hebr. 2:14,15, en doet dat ook als Hij hen wederbaart door Zijn Geest, waardoor Hij hen verlost van de heerschappij en slavernij der zonden, en van hen maakt een volk, dat ijverig is in goede werken; Tit. 2:14. Heb 2.14,15 Tit 2.14
Copyright information for
DutKant