1 Kings 12:31-32

50) huis der hoogten;

Dat is, een tempel op een verheven plaats, alwaar altaren opgericht waren, om afgoderij daarop te bedrijven.

51) geringsten

Hebreeuws, uit de einden, of uiterste delen des volks, dat is van de slechtsten en verachtsten des volks, en niet van de aanzienlijken. Of versta dit van beide soorten des volks; te weten, de hoge en de lage. Vergelijk deze manier van spreken met Gen. 47:2, en zie de aantekeningen daarop.

Ge 47.2

52) zonen van Levi.

Uit welke, en namelijk uit het geslacht A„rons, de priesters naar Gods instelling verkoren moesten worden.

53) een feest in de achtste maand,

Namelijk een loofhuttenfeest, om hetgeen dat in Juda zo genoemd werd, na te bootsen; doch heeft dit feest verordend in de achtste maand, dat is, in October; daar nochtans het loofhuttenfeest naar Gods ordinantie gehouden moest worden in de zevende maand, dat is, in September, gelijk het in Juda gehouden werd; Lev. 23:34.

Le 23.34

54) offerde op het altaar;

Namelijk, hij zelf, vergelijk 1 Kon. 13:1,4, hetwelk hem ongeoorloofd was, dewijl dit het ambt was den priesters alleen van God opgelegd, Exod. 30:7, enz., en 2 Kron. 26:18.

1Ki 13.1,4 Ex 30.7 2Ch 26.18
Copyright information for DutKant