1 Kings 14:13

24) gans Isra‰l

Namelijk, de goeden in Isra‰l, om de goede hoop, die zij van den jongeling gekregen hadden, de kwaden om den vader te behagen.

25) beklagen,

Van het klagen der vromen over de doden, zie Gen. 23:2.

Ge 23.2

26) want deze alleen

De begrafenis is een weldaad Gods, omdat zij den afgestorvenen is de laatste burgerlijke eer van dit leven, en den levenden een geestelijke vermaning van het toekomende, door de vernieuwing der hoop van de opstanding uit de doden. Zie Gen. 23:4.

Ge 23.4

27) wat goeds

Dat is, enige beginselen der vreze Gods en ware vromigheid, niet door de natuur, maar door Gods Geest in hem gewrocht, Joh. 1:13, en Joh. 3:6.

Joh 1.13 3.6

Isaiah 14:19-20

58) van uw graf,

Dat is, van het graf, in hetwelk gij meent te zullen begraven worden; of, gij zijt verworpen of verstoken, dat gij in geen koninklijk graf met koninklijke eer begraven zijt.

59) een gruwelijke scheut,

Dat is, als een vuil, verrot, verachtzaam hout. Anderen nemen dit alzo: Gij zijt een onaardige, kwade spruit; dat is zoon of nakomeling, niet waardig bij zijne voorouders begraven te worden.

60) [als] een kleed

Hetwelk gescheurd en vol gaten is, lelijk en vuil gemaakt met bloed en slijk, dat derhalve van gene waarde is; maar het wordt met het dode lichaam in het graf geworpen.

61) met het zwaard

Hebreeuws, de doorstokenen van het zwaard. Anders: beladenen, of toegedekten van het zwaard, die met zwaarden beladen of toegedekt zijn. In onze spraak zeggen wij ook dat iemand met zwaarden, of stokken dapper toegedekt, dat is geslagen en gewond is.

62) nederdalen

Dat is, gij zult niet eerlijk, of naar de gemene wijze begraven worden; maar men zal u boven op de aarde laten liggen, en slechts een hoop stenen op u werpen, gelijk men een dood aas met aarde, stenen en drek bedekt.

63) in een steenkuil,

Hebreeuws, tot de stenen des kuils.

64) bij dezelve

Te weten bij de andere koningen der heidenen, gelijk Jes. 14:18. Dat is, gij zult met zulke eer en pracht niet begraven worden, gelijk zij zijn begraven geweest.

Isa 14.18

65) uw land

Te weten uw eigen land en uw eigen volk.

65) uw volk

Te weten uw eigen land en uw eigen volk.

66) zaad der

Dat is de kinderen, of het geslacht.

67) boosdoeners

Hoedanig geweest is Belsazar en andere voorouders van dezen koning. Of, der boosdoeners; dat is, uw zaad; versta hierbij: maar het zal uitgeroeid worden.

68) in der eeuwigheid

Dat is, niet altoos.

69) niet genoemd worden.

Dat is, niet gedacht worden, te weten ter ere, of met prijs en roem, maar met verachtzaamheid en met smaad en met oneer.

Jeremiah 22:19

42) ezelsbegrafenis

Dat is, men zal hem onbegraven als eens ezels aas, wegwerpen.

43) verre weg

Buiten dit land, in Babel, of onderweg, als hij naar Babel gevoerd wordt. Vergelijk 2 Kon. 24:6; 2 Kron. 36:6, en onder Jer. 36:30.

2Ki 24.6 2Ch 36.6 Jer 36.30

Jeremiah 26:23

31) sloeg hem met het zwaard,

Dat is, deed hem slaan; dat is, ombrengen, en zijn lichaam werpen, enz.

32) graven van de kinderen des volks.

Dat is, in een van de graven van het gemene volk; [zie Richt. 12:7]; zonder hem [gelijk een profeet des HEEREN wel waardig was] enige gewone uiterlijke eer te bewijzen.

Jud 12.7
Copyright information for DutKant