1 Kings 14:3

4) neem

Te weten, tot een geschenk voor den profeet, welk gebruik dan bij velen was, niet om den dienst der profeten te belonen, maar hun personen te vereren. Zie Richt. 13:17; 1 Sam. 9:7,8; 2 Kon. 5:15, en 2 Kon. 8:8.

Jud 13.17 1Sa 9.7,8 2Ki 5.15 8.8

5) koeken,

Hebreeuws, stipkoeken; in welke enige stipjes, tekens, of merken ter versiering ingeprent waren. Anders, kranselingen, of beschuit.

6) kruik honig,

Of, fles.

7) wat dezen jongen

Dat is, of hij van deze ziekte bekomen of sterven zal.

2 Kings 4:42

72) Baal-salisa,

Een landschap in Benjamin. Zie 1 Sam. 9:4.

1Sa 9.4

73) hulzen;

Of, in hun huisjes; versta, dat zij in hun kaf nog staken, niet uitgedorst zijnde. Anders, in zijn kleed.

74) het volk,

Dat is, den zonen der profeten.

Copyright information for DutKant