1 Kings 17:21

29) mat zich

Dat is, hij strekt zich uit. Zie gelijke exempelen 2 Kon. 4:34; Hand. 20:10.

2Ki 4.34 Ac 20.10

30) hem

Hebreeuws, in zijn midden, of innerste, binnenste; alzo in 1 Kon. 17:22. Anders, in zijn lijf.

1Ki 17.22

31) wederkomen.

Een schoon bewijs, tonende dat de ziel des mensen is een onderscheiden wezen van het lichaam, door den dood daaruit scheidende en door de opstanding daarin wederkerende. Zie Gen. 35:18.

Ge 35.18

Acts 20:10

23) is in hem.

De ziel was waarlijk van Hem gescheiden, Hand. 20:9, maar dit spreekt Paulus omdat hij ten volle verzekerd was, dat deze wederom in hem zou komen, gelijk Matth. 9:24; of, omdat dezelve op dien ogenblik in hem wederkwam.

Ac 20.9 Mt 9.24
Copyright information for DutKant