1 Kings 18:3

5) Obadja,

Hebreeuws, Obadjahu; die te onderscheiden is van anderen, de dezen naam gehad hebben, 1 Kron. 27:19, en 2 Kron. 34:12, en van den profeet Obadja, Obad.:1, tenware hij dezelfde geweest ware, gelijk enigen gemeend hebben.

1Ch 27.19 2Ch 34.12

6) den hofmeester,

Hebreeuws, die over zijn huis was; dat is, zijn hofmeester. Zie boven, 1 Kon. 4:6, en 1 Kon. 16:9.

1Ki 4.6 16.9

Obadiah 11

28) stondt,

Om uwe lust te scheppen in het aanschouwen van de ellende uwer broeders.

29) de uitlander

De Babyloni‰rs met hun krijgsvolk; waaruit men afnemen kan dat Obadja dit geprofeteerd heeft omtrent of na de inneming van Jeruzalem en de wegvoering van het volk naar Babel, ten tijde als Jeremia te Jeruzalem, •f onder de overgebleven Joden in Juda •f in Egypte, en Ezechiel in Babel, onder de gevangen Joden profeteerden.

30) heir gevangen voerden,

Of, vermogen, te weten van Jakob; verg. Obad. 1:13,20.

Ob 1.13,20

31) Jeruzalem het lot wierpen,

Dat is, den buit en de gevangenschap. Zie Joel 3:3.

Joe 3.3

32) van hen.

Als een Chalde‰r, vreemde en vijand.

Copyright information for DutKant