1 Kings 19:13

27) dat hij zijn aangezicht

Te weten, uit eerbied en vrees. Zie Exod. 3:6, en vergelijk de aantekeningen Gen. 16:13.

Ex 3.6 Ge 16.13

28) mantel,

Of, overkleed. Zie Jona 3:6.

Jon 3.6

29) Wat maakt gij hier,

Hebreeuws, wat is u hier, enz.

Job 13:20

40) dingen

Te weten, welke in Job 13:21 verhaald worden; waarvan het ene is, dat Hij hem met de plaag, die hij nu had, niet geduriglijk drukken zou; het andere, dat Hij hem niet steeds verschrikken zou met zijne majesteit, als voor welke hij niet kon bestaan, om zijn recht te verhandelen. Deze twee dingen heeft hij ook tevoren verhaald, Job 9:34. Zij worden ook vermeld van Elihu, onder, Job 33:7.

Job 13.21 9.34 33.7

41) dan zal ik

Dat is, ik zal mij voor U niet versteken of zoek maken, maar zal mij vrijmoediglijk vertonen om mijn recht te verdedigen.

Isaiah 6:2

5) De serafs

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk brandende; aldus worden de engelen des Heeren genoemd, omdat zij ijverig zijn, ja in ijver brandende, om het bevel des Heeren uit te richten. Of, omdat zij de goddelozen branden en verteren gelijk een vuur. Of, omdat zij in vurige kleur verschijnen, te weten rood gelijk vuur.

6) stonden

Te weten gelij dienaars, passende op den dienst des Heeren. Vergelijk Dan. 7:10; Openb. 4:6,7.

Da 7.10 Re 4.6,7

7) een iegelijk

Hebreeuws, zes vleugelen, zes vleugelen den enen. Zie de aantekening Gen. 7:2.

Ge 7.2

8) bedekte [ieder]

Tot een teken van eerbiedigheid, die zij God den Heere toedroegen; of omdat zij den glans der heerlijkheid Gods niet kunnen verdragen.

9) vloog hij.

Te weten om het bevel van God spoediglijk uit te richten; want de engelen zijn dienstbare geesten; Ps. 34:8, en Ps. 91:11; Hebr. 1:14.

Ps 34.7 91.11 Heb 1.14

Isaiah 6:5

16) Toen zeide ik:

Of, daarom; te weten omdat ik die tekenen van den toorn Gods zag, die vaardig was om zijne oordelen te oefenen.

17) ik verga!

Of, het is met mij gedaan. Anders: ik ben verstomd, of ik ben dood; dat is, ik moet straks sterven, te weten omdat ik, die onrein van lippen ben, den Heere gezien heb. Zie de aantekening Gen. 16:13; Exod. 24:11, en Deut. 5:25,26; Richt. 13:22.

Ge 16.13 Ex 24.11 De 5.25,26 Jud 13.22

18) dewijl ik

Dat is, ik ben een arm zondig mens. Door het gebruik der lippen, dat is, de woorden, waarin de mens lichtelijk valt, verstaat hij zijn gehelen zondigen staat. Vergelijk Jes. 6:7, en wijders Jak. 3:2.

Isa 6.7 Jas 3.2

19) dat onrein

Dat is, een volk, dat de afgoden aanbidt, tot leugen genegen is en traag om den waren God te aanbidden, te eren en te danken en hunnen naaste te stichten.

Luke 5:8

10) viel neder aan de knieen van Jezus,

Overmits hij uit dit wonder erkende de godheid van Christus.

11) ga uit van mij;

Namelijk als die onwaardig ben, dat ik in uw gezelschap zou blijven, gelijk de hoofdman over honderd ook zeide; Matth. 8:8.

Mt 8.8

12) mens.

Grieks man.

Copyright information for DutKant