1 Kings 2:26

46) Anathoth,

De naam van een priesterlijke stad, gelegen in den stam van Benjamin, waar Abjathar de prieser en Jeremia de profeet geboren zijn. Zie van deze Joz. 21:18; Jer. 1:1.

Jos 21.18 Jer 1.1

47) een man des doods;

Dat is, des doods schuldig, of die den dood waardig is. Alzo 2 Sam. 12:5; idem, zonen des doods, 1 Sam. 26:16.

2Sa 12.5 1Sa 26.16

48) op dezen dag

Hetwelk aldus kan verstaan worden, dat Salomo met een mindere straf zich voor dezen tijd heeft laten genoegen, hem houdende ondertussen onder de doodsschuld, alzo dat zo hij in toekomende tijden iets dergelijks kwam te bedrijven, hij het met den dood bezuren zou.

2 Kings 23:9

30) offerden niet

Of, kwamen niet op tot het altaar, enz. De zin is dat deze priesters, omdat zij den afgoden geofferd hadden, met hun nakomelingen verstoken waren van het priesterambt, als onwaardig daarvan zijnde, Ezech. 44:13, hoewel zij nochtans, omdat zij zich bekeerden, hun onderhoud hadden van de ongedesemde koeken, die de priesters alleen mochten eten, Lev. 2:4,10, zijnde daarin den gebrekkelijken nakomelingen A„rons gelijk gemaakt; Lev. 21:17,22.

Eze 44.13 Le 2.4,10 21.17,22

Ezekiel 44:14

34) wacht des huizes,

Vergelijk boven Ezech. 40:45, met de aantekening, en hier boven Ezech. 44:11.

Eze 40.45 44.11
Copyright information for DutKant