1 Kings 5:6

12) cederen

Zie boven, 1 Kon. 4:33.

1Ki 4.33

13) Sidoniers.

Inboorlingen en burgers der stad Sidon; van dewelke zie Gen. 10:15.

Ge 10.15

1 Kings 5:9

16) Libanon

Zie boven, 1 Kon. 4:33.

1Ki 4.33

17) aan de zee;

Namelijk van Jaffo, of Joppe; 2 Kron. 2:16.

2Ch 2.16

18) doen voeren,

Hebreeuws, doen leggen; dat is, ik zal het op vlotten leggen en over de zee doen voeren. Het is een Hebreeuwse manier van spreken, die dikwijls voorvalt. Zie Gen. 12:15.

Ge 12.15

19) die gij

Hebreeuws, die gij mij zenden zult; dat is, door zending laten weten.

20) los maken,

Of, ontdoen, ontbinden. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk iets verstrooien, verdelen, of losmaken van elkander; gelijk dit ook met de vlotten geschiedt.

21) spijze geeft.

Hebreeuws, brood; waaronder ook andere spijs begrepen is, gelijk 1 Kon. 5:11 uitwijst. Zie Gen. 3:19. Daarom, ofschoon Tyrus en Sidon door de zeevaart rijke steden waren, zo hadden zij nochtans een dor land, dat niet veel vruchten voortbracht; om welke oorzaak zij uit andere landen met voorraad der spijs moesten geholpen zijn, en voornamelijk uit het land Isra‰ls; Hand. 12:20.

1Ki 5.11 Ge 3.19 Ac 12.20

1 Kings 5:14

25) bij beurten;

Hebreeuws, met veranderingen.

26) was over dit uitschot.

Dat is, hij had last om dit uitschot op te nemen, of opzicht daarover te hebben nadat het opgenomen was; of beide was het hem toevertrouwd. Zie van dezen Adoniram ook boven, 1 Kon. 4:6.

1Ki 4.6

Psalms 29:5

Isaiah 61:3

14) Sions

Dat is, der kerk van God.

15) sieraad

Dit is, schone klederen of heerlijkheid, welk woord Matth. 6:29 gebruikt wordt voor schone klederen. Hebreeuws, om hun te geven sieraad, enz.

Mt 6.29

16) as,

Die men op het hoofd placht te strooien en daarin te zitten als men treurde.

17) vreugdeolie

Eertijds placht men ten tijde van vreugde het aangezicht met olie te zalven; maar hier wordt gesproken van de vreugdeolie van den Heiligen Geest, Joh. 14:26,27, en Joh. 15:11. Vergelijkt met de woorden van den profeet hetgeen geschreven staat Hebr. 1:9.

Joh 14.26,27 15.11 Heb 1.9

18) het gewaad

Dat is, een kleed, hetwelk prijzenswaardig is vanwege zijne schoonheid en sierlijkheid; of een kleed, hetwelk men aantrok als men feestdag hield en de gemeente samenkwam om God voor ontvangen genade te danken en te loven. Doch versta hier door het sierlijk gewaad de genaden en giften van den Geest Gods.

19) benauwden

Of, beangstigden. Hebreeuws, samengewrongen geest, die van hartzeer en droefenis als samengekrompen is.

20) geest;

Dat is, gemoed.

21) eikebomen

Bij deze bomen versta degenen, die door het geloof Christus Jezus zijn ingeplant, en die vruchten der gerechtigheid, dat is goede werken dragen. Zie boven Jes. 60:21. De eikebomen der gerechtigheid worden gesteld tegen de eikebomen, die zij misbruikt hadden tot afgoderij. En de gelovigen worden eikebomen genaamd, ten aanzien van hunne sterkte in Christus.

Isa 60.21
Copyright information for DutKant