1 Kings 6:20-21

47) vooraan

Dat is, welke, als iemand inging van het oosten naar het westen, voor hem lag in het einde van het heilige. Anders, de ruimte, [of, de aangezichten] van de aanspraakplaats, was van, enz.

48) twintig ellen in haar hoogte,

Boven, 1 Kon. 6:2, staat wel, van het gehele huis, dat het dertig ellen in zijn hoogte had, maar dewijl men van het eerste voorhof tot het tweede, en van het tweede tot het heilige, en van dit tot het allerheiligste met trappen moest opklimmen, gelijk men kan afnemen, Ezech. 40;6, zo is het geen wonder, dat de vloer enige ellen hoger, en nader aan het dak geweest is.

1Ki 6.2

49) met gesloten goud;

Dat is, dicht fijn, rein. Zie 2 Kron. 3:4. Of, alzo genoemd [gelijk anderen menen] omdat het van David tot de timmering des tempels was opgesloten en bewaard geweest, 1 Kron. 29:3,4, waar het ook goud van Ofir genoemd wordt, hetwelk om zijn waardigheid altijd in grote achting geweest is, Job 22:24; maar het edelste en kostelijkste goud is in het algemeen ook zou genoemd geweest, omdat men dat zeer nauw pleegt op te sluiten, Job 28:15.

2Ch 3.4 1Ch 29.3,4 Job 22.24 28.15

50) cederen altaar.

Versta het reukaltaar, van hetwelk ook gesproken wordt onder, 1 Kon. 6:22, en 1 Kon. 9:25. Dit heeft Salomo ook met goud overtogen, en wordt daarom genoemd het gouden altaar, onder 1 Kon. 7:48.

1Ki 6.22 9.25 7.48
51) huis van binnen

Versta, het heilige der heiligen; gelijk in het einde van 1 Kon. 6:21 verklaard wordt.

1Ki 6.21

52) hij toog

De zin is dat Salomo een voorhang heeft laten maken, welken hij langs henen aan het schutsel, hetwelk het heilige van het allerheiligste onderscheidde, heeft opgetogen, hangende aan gouden ketenen. Zie van den voorhang Exod. 26:31,32,33.

Ex 26.31,32,33

2 Chronicles 3:4-6

7) En het voorhuis,

Anders, en het voorhuis, dat voor aan de lengte was, was, enz.

8) vooraan was,

Te weten, van het huis des Heeren. Zie 1 Kon. 6:3.

1Ki 6.3

9) de lengte,

Dat is, het was zo lang als de tempel breed was.

10) de hoogte

Van de breedte, die tien ellen was, zie 1 Kon. 6:2.

1Ki 6.2
11) grote huis

Dat is, het voorste deel des tempels, genaamd het heilige; dat hier groot gezegd wordt, ten aanzien van het heilige der heiligen. Zie 1 Kon. 6:17.

1Ki 6.17

12) overdekte hij

Te weten, den vloer daarvan; maar de wanden werden met cederhout beschoten, 1 Kon. 6:15.

1Ki 6.15

13) ketenwerk.

Hebreeuws, ketenen.

14) het huis

Te weten, het overige van den vloer des tempels, dat met dennenhout nog niet overdekt was.

15) kostelijke

Als marmer, of enig ander gesteente, bekwaam om plaveisel te maken.

16) Parvaim.

Van Havila, zo men meent, waar het goud zeer kostelijk was, Gen. 2:12, hetwelk David gekregen had van den roof der koningen, die daaromtrent woonden, en weggelegd had tot de bouwing des tempels, en ook genoemd wordt gesloten goud, 1 Kon. 6:20; zie aldaar de aantekening. Anderen verstaan dit goud van het goud uit Ofir, of Peru.

Ge 2.12 1Ki 6.20
Copyright information for DutKant