‏ 1 Kings 7:8

19) inwaarts

Het derde voorhuis, hetwelk was tussen het voorhuis des gerichts en het huis des konings.

20) een huis,

Onderscheiden van den burg Davids, waar zij eerst haar woning gehad had. Zie boven, 1 Kon. 3:1, en 2 Kron. 8:11.

1Ki 3.1 2Ch 8.11

21) voorhuis gelijk.

Versta, het derde voorhuis, dat inwaarts was, even tevoren genoemd; welk voorhuis het huis der koningin gelijk gezegd wordt, ten aanzien niet zozeer van den vorm, als wel van de materie, gelijk af te nemen is uit het volgende.

‏ 2 Kings 22:14

27) Tikva,

Anders, Thokath de zoon van Hasra; 2 Kron. 34:22.

2Ch 34.22

28) klederbewaarder

Versta, der heilige klederen, die in den dienst des Heeren gebruikt werden.

29) in het tweede deel,

Te weten, der stad. Zie boven, 2 Kon. 20:4. Sommigen verstaan deze plaats van een college of huis der lering, in hetwelk de profeten en hun discipelen vergaderden om van Gods woord te spreken.

2Ki 20.4

‏ 2 Chronicles 34:22

51) des konings

Te weten, dienaren, welker namen, zie boven, 2 Kron. 34:20.

2Ch 34.20

52) Tokhath,

Ook genaamd Tikva, de zoon van Harhas; 2 Kon. 22:14.

2Ki 22.14

53) klederbewaarder.

Versta dit van de klederen des heiligdoms, die dezen Sallum in bewaring gegeven waren.

54) tweede deel;

Te weten, der stad. Zie 2 Kon. 20:4. Anderen verstaan deze plaats van een vergadering der profeten. Zie de aantekening 2 Kon. 22:14.

2Ki 20.4 22.14

55) zulks tot haar.

Hebreeuws, naar zulks; dat is, naar hetgeen de koning hun geboden had.

‏ Zephaniah 1:10

34) te dien dage,

Te weten, als de Chalde‰n zullen komen en de stad overvallen.

35) een stem des gekrijts zijn

Te weten, der burgers te Jeruzalem, onderstaande uit den inval of overval der Chalde‰n.

36) de Vispoort af,

Van deze poort wordt ook gewag gemaakt Neh. 3:3; zij was de naaste van al de poorten van Jeruzalem naar de zee, aan die zijde der stad waar men ging naar Diospoli en Joppe.

Ne 3.3

37) het tweede gedeelte,

Anders genoemd de middelstad; zie de aantekening op 2 Kon. 20:4, en 2 Kon. 22:14. Anders: de tweede [poort].

2Ki 20.4 22.14

38) een grote breuk

Dat is, een grote jammer, ellende, moordgeschrei. Als men met zulk geweld roept en schreeuwt, dat schier de keel scheurt of kraakt, en dat er de lucht van breekt en scheurt.

39) van de heuvelen af.

Dat is, van die zijde der stad waar verscheidene heuvels lagen, naar de drekpoort aan. Zie Jer. 31:39, en de aantekening aldaar. Aan welk oord ook de Olijfberg lag. In ‚‚n woord, de profeet wil in dit vers te kennen geven dat er grote jammer zou wezen aan alle hoeken en kanten der stad, van welke drie hier genoemd worden, waaronder de anderen verstaan worden.

Jer 31.39
Copyright information for DutKant