1 Kings 8:29

52) ogen

Menselijkerwijze van God gesproken, wiens ogen gezegd worden open te zijn over de zijnen, als Hij zich over hen ontfermt, hen verhoort en hun goeddoet. Vergelijk onder, 1 Kon. 8:52, en Ps. 33:18, en Ps. 34:16; Zach. 12:4.

1Ki 8.52 Ps 33.18 34.15 Zec 12.4

53) Mijn Naam

Zie boven, 1 Kon. 8:16.

1Ki 8.16

54) in deze plaats.

Anders, naar deze plaats; te weten, zich wendende naar dit huis, en ziende op de beloften van uw tegenwoordigheid; zie Dan. 6:11.

Da 6.10

1 Kings 9:3

4) geheiligd,

Dat is, tot een heilig gebruik afgezonderd; alzo Gen. 2:3.

Ge 2.3

5) opdat Ik Mijn Naam

Zie boven, 1kon. 8:29.

1Ki 8.29

6) in eeuwigheid zette;

Zie boven, 1 Kon. 8:13.

1Ki 8.13

7) Mijn ogen en Mijn hart

Versta door de ogen des Heeren zijn voorzienigheid in het bewaren van den tempel en in het voorstaan van den godsdienst, die daarin plaats moest hebben, welverstaande naar de conditie die hierbij gevoegd wordt; en versta door zijn hart, zijn genade en liefde tegen degenen, die hem in dit huis oprechtelijk dienen zouden.

2 Kings 21:4

10) Mijn Naam zetten.

Versta, den naam des Heeren alleen, en niet mede der afgoden. Zie den zin dezer woorden 1 Kon. 8:29.

1Ki 8.29
Copyright information for DutKant