1 Kings 8:40

72) zij U vrezen

Dat is, wandelen in uw wegen, gelijk verklaard wordt 2 Kron. 6:31; want de vreze des Heeren verwekt den mens om het kwade te laten en het goede te doen; Spreuk. 1:7, en Spreuk. 3:13, en Spreuk. 16:6.

2Ch 6.31 Pr 1.7 3.13 16.6

2 Chronicles 6:31

32) te wandelen

Zie 1 Kon. 11:33.

1Ki 11.33

Psalms 24:4

6) rein

Dat is, vreemd van stelen, roven, doodslaan, overspel, enz. Verg. Gen. 20:5.

Ge 20.5

7) zuiver

Dat is, oprecht, ongeveinsd, in zijn gansen godsdienst.

8) niet opheft

Dat is, die zijne ziel niet begeeft tot ijdelheid of valsheid; of die geen begeerte noch verlangen heeft naar ijdelheid. Zie dezelfde manier van spreken Deut. 24:15; Jer. 22:27, en Jer. 44:14, en verg. Ezech. 24:25; Hos. 4:8. Anders, die mijne ziel; [dat is, mij, mijn heiligen naam] niet ijdellijk opneemt; dat is, in den mond neemt. Aldus zouden dit Gods eigen woorden zijn, van David hier ingevoegd tot meerderen nadruk.

De 24.15 Jer 22.27 44.14 Eze 24.25 Ho 4.8

9) bedriegelijk

Hebr. tot, in, of met bedrog; dat is, om te bedriegen, niet denkende in zijn hart hetgeen hij zweert met den mond.

Psalms 128:1

1) lied Hamma„loth,

Zie Ps. 120:1.

Ps 120.1

2) in Zijn wegen wandelt.

Dat is, in zijne wetten en geboden. Zie de aantekening bij 1 Kon. 11:33.

1Ki 11.33

Isaiah 29:13

53) Daarom

Dusdanigen waren ten tijde van Christus de farize‰n en schriftgeleerden, ja, ook verre het grootste deel van het volk; daarom past Christus deze spreuk op hen; Matth. 15:8; Mark. 7:6.

Mt 15.8 Mr 7.6

54) hun vreze,

Hebreeuws, hunne vrees aan, of tot mij.

55) [vrezen,]

Dat is, dienen.

Matthew 15:9

8) lerende leringen,

Namelijk om die te onderhouden, als een deel van den godsdienst; Deut. 4:2 en Deut. 12:32.

De 4.2 12.32
Copyright information for DutKant