1 Kings 9:8

14) dat

Dit woord is hier ingevoegd uit 2 Kron. 7:21.

2Ch 7.21

15) verheven

Te weten, door de verkondiging van mijn leer en mijn werken.

16) fluiten;

Als over degenen, die men bespottelijk wil smaden. Zie ook zulke manier van spreken Jer. 19:8, en Jer. 49:17, en Jer. 50:13. Somtijds wordt bij dit woord ook gevoegd het schudden des hoofds, het kloppen en bewegen der handen, welke alle uiterlijke tekenen en gebaren zijn van smadelijke bespotting. Zie Klaagl. 2:15; Zef. 2:15.

Jer 19.8 49.17 50.13 La 2.15 Zep 2.15

Jeremiah 18:16

31) Om hun land

Of, stellende, enz., dat is, deze straffen daardoor veroorzakende en over hun hals halende; of opdat Ik daardoor vertoornd zijnde, hun land, enz. Vergelijk onder Jer. 27:10,15; Klaagl. 2:14; Micha 6:16, met de aantekening.

Jer 27.10,15 La 2.14 Mic 6.16

32) ontzetting,

Dat is, stof van schrik en verwondering. Anders: verwoesting, alzo onder Jer. 19:8, en Jer. 25:9, en Jer. 29:18, enz.

Jer 19.8 25.9 29.18

33) aanfluiting;

Of, schuifelingen, sijfelingen, pijpingen der eeuwigheid; tekenen van smaadheid en schande; zie 1 Kon. 9:8; onder Jer. 19:8, en Jer. 25:9,18, en Jer. 29:18, enz.

1Ki 9.8 Jer 19.8 25.9,18 29.18

34) hoofd schudden.

Zie 2 Kon. 19:21.

2Ki 19.21
Copyright information for DutKant