1 Peter 2:7-8

18) dierbaar;

Of eerlijk. Grieks dierbaarheid, of eerlijkheid; dat is, zeer eerlijk of dierbaar.

19) maar den ongehoorzamen

Namelijk in den Ps. 118:22, en Jes. 8:14, waarvan zie de verklaring Matth. 21:42; Ef. 2:20.

Ps 118.22 Isa 8.14 Mt 21.42 Eph 2.20

20) Deze is geworden tot

Namelijk voor Gods gemeente, niettegenstaande allen wederstand en woeling, die de ongehoorzamen daartegen hebben gedaan.

21) een steen des aanstoots,

Namelijk voor de ongehoorzamen zelf, die zich tegen dezen steen door ongeloof hebben gekant, gelijk 1 Petr. 2:8 verklaart.

1Pe 2.8
22) waartoe zij ook

Dat is, waartoe zij ook verordineert zijn, gelijk het woord zetten of stellen ook wordt genomen Joh. 15:16; Hand. 13:47; 1 Thess. 5:9. Niet dat God iemand zou zetten of ordineren om Zijn Woord ongehoorzaam te zijn, voor zo veel dat zonde is. Want zulks zou strijden tegen Gods natuur, Ps. 5:5; Jak. 1:13; maar omdat God door zijn rechtvaardig oordeel deze halsstarrige mensen in hunne halsstarrigheid heeft overgegeven, om deze hun ongehoorzaamheid tegen Christus meer en meer te ontdekken, Luk. 2:34; en zich zelf zo de verdiende straf en toorn Gods met hunne ongehoorzaamheid meer en meer op den hals te halen. Zie Jes. 8:14; Matth. 21:44, en de aantekeningen Rom. 1:24, en Rom. 9:17.

Joh 15.16 Ac 13.47 1Th 5.9 Ps 5.4 Jas 1.13 Lu 2.34 Isa 8.14 Mt 21.44 Ro 1.24 9.17
Copyright information for DutKant