1 Samuel 13:3

6) sloeg de bezetting der Filistijnen,

Te weten, door Sauls bevel, gelijk blijkt 1 Sam. 13:4.

1Sa 13.4

7) Geba was,

Anders, op den heuvel. Zie boven, 1 Sam. 10:5.

1Sa 10.5

8) hoorden.

Versta hierbij, en zij bereidden zich om de Isra‰lieten te bekrijgen.

9) Laat het de Hebreen horen.

Te weten, opdat zij zich wachten, dat zij van de Filistijnen niet overvallen worden, maar zich tegen hen wapenen of opmaken, om tegen de Filistijnen te strijden.

2 Samuel 8:6

14) brengende geschenken;

Gelijk boven, 2 Sam. 8:2.

2Sa 8.2

15) behoedde David overal,

Of, gaf David heil, of overwinning; waardoor het Hebreeuwse woord bekwamelijk kan worden genomen in krijgszaken. Alzo onder, 2 Sam. 8;14, en 2 Sam. 22:51, en 2 Sam. 23:10,12; Ps. 20:6; Spreuk. 21:31, enz.

2Sa 22.51 23.10,12 Ps 20.5 Pr 21.31
Copyright information for DutKant