1 Samuel 16:11

23) Zijn dit al de jongelingen?

Hebreeuws, zijn de jongelingen ge‰indigd?

24) rondom aanzitten,

Hebreeuws, omsingelen, omwenden, omkeren.

Matthew 8:11

10) van oosten en westen,

Grieks, van den opgang en ondergang; namelijk der zon, dat is, uit alle gewesten der wereld; waarmede voorzegd wordt de beroeping, bekering en zaligheid der heidenen; Joh. 11:52.

Joh 11.52

Matthew 26:29

33) dien dag,

Sommigen verstaan dit van den tijd van veertig dagen na zijne opstanding, in welke Hij met zijne discipelen gegeten en gedronken heeft, Hand. 10:41. anderen, van de eeuwige vreugde in het eeuwige leven, hetwelk doorgaans bij een maaltijd vergeleken wordt, Matth. 8:11; Luk. 22:29; Openb. 19:9.

Ac 10.41 Mt 8.11 Lu 22.29 Re 19.9

Luke 24:26

27) ingaan?

Namelijk na of door Zijn lijden; Hebr. 2:9; 1 Petr. 1:11.

Heb 2.9 1Pe 1.11

Revelation of John 3:20

53) Ik sta aan de deur

Deze plaats schijnt genomen uit het Hooglied van Salomo, Hoogl. 5:2, waar dergelijk kloppen van den bruidegom Christus aan de deur van Zijn slaperige bruid beschreven wordt; en daardoor wordt verstaan het geestelijk aanmanen van Christus, aan de deur van ons geweten, door Zijn Woord en Geest, om ons uit onze zonden en slaperigheid op te wekken, en Zijn vermaning bij ons plaats te doen hebben.

So 5.2

54) indien iemand mijne stem

Dit wordt niet gesteld in den vrijen wil des mensen, maar deze vermaning is een middel waardoor Christus de deur van onze harten opent, dewijl hij hier spreekt tot leden van Zijn gemeente, waarvan velen reeds den Geest van Christus deelachtig waren, welke gave door zulke vermaningen meer en meer verwekt wordt, gelijk Paulus tot Timothes spreekt, 2 Tim. 1:6,7; want niemand komt tot Christus dan die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, dien de Vader trekt en dien het van den Vader gegeven is, Joh. 6:44,45,65. Zodat niemand voor Christus' vermaningen zijn hart open doet, dan dien God zelf het hart eerst opent om op Zijn Woord acht te nemen, gelijk David bidt, Ps. 119:18, en van Lydia betuigd wordt, Hand. 16:14, en van alle gelovigen, Filipp. 2:13.

2Ti 1.6,7 Joh 6.44,45,65 Ps 119.18 Ac 16.14 Php 2.13

55) avondmaal houden,

Dat is, mij met hem door mijn Geest meer en meer te verenigen, en mijn genade en gunst tot zijn troost en versterking hem meer en meer doen gevoelen; Joh. 14:21,23, en hiernamaals hem de eeuwige vreugde doen genieten, die ook bij het aanzitten aan een rijke tafel wordt vergeleken; Matth. 8:11, en Luk. 14:15.

Joh 14.21,23 Mt 8.11 Lu 14.15
Copyright information for DutKant