1 Samuel 17:37
41) hand des leeuws gered heeft, Of, poot, klauw. 41) hand des beers, Of, poot, klauw.Psalms 22:20
Psalms 49:15
33) zet Hebr. zij zetten, of stellen, leggen; te weten hen, de goddelozen rijken, dat is, men zet hen, of zij worden gezet gelijk elders dikwijls. 34) schapen Die men bij menigten samenstuwt in de kooien, inplaats dat tevoren de ganse wereld voor de gedachten der goddelozen nauwelijks genoeg was. 35) graf Hebr. scheol, en zo in het volgende. Zie Gen. 37:35. Ge 37.35 36) afweiden Dat is, verteren, slijten. Zie van het Hebr. woord Job 24:21. Anders, weiden; dat is, hun heer, meester en regent zijn. Job 24.21 37) heersen In Christus hun hoofd, onder wiens voeten alle vijanden, als tot een voetbank, zullen worden nedergeworpen; Ps. 110:1; 1 Cor. 15:25. Ps 110.1 1Co 15.25 38) morgenstond Als zij uit hun slaap zullen ontwaken ter zalige opstanding, door de kracht van hun Hoofd Jezus Christus. 39) gedaante Of, gestalte. Anders hunne rots, sterkte, waarop zij zich verlieten. 40) verslijten Hebr. eigenlijk, verouden. 41) woning Te weten, weggerukt zijnde. Hoewel hij daarvan zulke dwaze gedachten had. Zie vs. 12. Anders aldus: Want hunlieder [der oprechten] Rotssteen [de Messias] [is], om het graf te vernielen, dat het hun [Hebr. hem, dat is, niemand der vromen, geen van hen] geen woonstede zij, of uit zijne [des grafs] woning, als wanneer men een vijand in zijn eigen leger overweldigt. Ps 49.11Psalms 63:10
20) ziel Dat is, die naar mijn leven staan [zie Exod. 4:19; 2 Sam. 4:8] om mij dat te benemen, met zulk een geraas en onstuimigheid, dat het ganse land daarvan gewaagt. Zie Ps. 35:8. Ex 4.19 2Sa 4.8 Ps 35.8 21) de onderste Dat is, zij zullen ter aarde worden nedergeveld, sterven en verderven in de aarde en hel.Psalms 141:9
28) voor het geweld Hebr. voor de handen des striks. Zie Job 5:20. Job 5.20Hosea 13:14
44) [Doch] Ik zal hen Hier voegt de Heere wederom tussen in een schone Evangelische genadebelofte, tot troost zijner uitverkorenen en boetvaardigen. Vergelijk boven Hos. 12:10,11 met de aantekening. Alsof de Heere zeide: Des volks ontrouw en langwijlige onboetvaardigheid zal evenwel mijne trouw en de waarheid mijner verbondsbeloften niet beletten, noch breken. Zie Rom. 3:3, en Rom. 11:1, enz. Ho 12.9,10 Ro 3.3 11.1 45) geweld der hel verlossen, Hebreeuws, van de hand der hel; dat is, van het graf. Zie Job 5:20; Ps. 49:16. De zin is: Ik zal mijn uitverkoren Isral door den Messias Jezus Christus, verlossen van al hun geestelijke vijanden en uit den dood, die het geweld over hen had door de zonde, doen opstaan tot de heerlijkheid van het eeuwige leven. Zie 1 Cor. 15:54,55. Job 5.20 Ps 49.15 1Co 15.54,55 46) waar zijn Nergens [wil God zeggen]; zij zijn nergens te vinden, als zijnde ten enenmale vernield. Met deze aanspraak bespot God den dood en het graf, als triomferende over hunne nederlaag [vergelijk Jes. 25:8]. Het Hebreeuwse woord is hier tweemaal [gelijk ook boven Hos. 13:10] overgezet, waar? uit 1 Cor. 15:55, alwaar de apostel deze plaats alzo aantrekt en verklaart, gelijk de Griekse overzetters [en de Chaldeeuwse ook, Hos. 13:10] hadden gedaan, en sommigen der Hebren zelf voor goed kennen. Anderen ook wel aldus: Dood, Ik zal uwe pestilentie zijn, graf, Ik zal uw verderf zijn. Isa 25.8 Ho 13.10 1Co 15.55 Ho 13.10 47) uw pestilentien? Dat is, waar is al uw vergif, of uw sterke pestilentie, waarmede gij over mijn volk heerste? Het veelvoudig getal dient tot vergroting of verzwaring, gelijk elders. 48) verderf? Of, vernieling, verdelging, afsnijding, afhouwing. Een dergelijk Hebreeuws woord is Deut. 32:24; Ps. 91:6; Jes. 28:2. De 32.24 Ps 91.6 Isa 28.2 49) Berouw Dat is, het zal mij van dit genadebesluit nimmermeer berouwen, Ik zal het zekerlijk volbrengen; wat voor Gods ogen verborgen is, dat is er niet, zo zal er dan geen berouw bij God in dezen zijn.
Copyright information for
DutKant