1 Samuel 19:9

2 Samuel 12:12

20) deze zaak doen voor gans Isra‰l, en voor de zon.

Die in 2 Sam. 12:11 verhaald is, te weten, dat God Davids vrouwen zou nemen, en die Absalom geven enz. Is dan God een auteur van Absaloms gruwelijke zonden? Dat zij verre. Nochtans zegt Hij hier uitdrukkelijk dat Hij deze zaak doen zal, enz. Heeft Hij dan Absalom deze boosheid en zonde niet ingestort? Geenszins. Maar Hij heeft Absaloms en Achitofels en des duivels moedwillige boosheid, [die zij van zichzelven hadden] door zijn heilige voorzienigheid alzo geregeerd, dat zij die tot Davids verdriet hebben aangewend en gebruikt; hetwelk den duivel, Absalom en Achitofel [die hun hart en boze lusten gezocht hebben te volbrengen] zo weinig verschoont, als Gods raad van zijn welbeminden Zoon tot onze zaligheid in den dood over te leveren, den verrader Judas, de Joden en Pilatus heeft kunnen verschonen. Het werk van Absalom enz. is boos en duivels, maar Gods werk is heilig en goed; want Hij heeft door boze instrumenten zijn knecht David tot zijn eer en Davids best willen kastijden. Absaloms en Achitofels boosheid ontdekken en tot eer zijner rechtvaardigheid straffen. Van zulke exempelen van Gods voorzienigheid en regering over het kwaad is de Heilige Schrift overal vol. En dit heeft David zeer wel geweten en bekend, en deshalve zich voor God hartelijk verootmoedigd. Zie Gen. 45:5.

2Sa 12.11 Ge 45.5

2 Samuel 16:10

24) Wat heb ik met u te doen,

Hebreeuws, wat [is] mij en ulieden? of wat hebben ik en gijlieden? te weten, met elkander te doen. Alsof hij zeide: Wat zijt gij mij altijd lastig met uw toorn en hevigheid, waardoor gij geneigd zijt terstond met het zwaard vaardig te zijn. Alzo onder, 2 Sam. 19:22; Richt. 11:12, enz.

2Sa 19.22 Jud 11.12

25) Ja,

Of, dat hij vloekte.

26) gezegd:

Versta dit niet eigenlijk alsof God, •f uitwendiglijk door zijn woord, •f inwendiglijk door zijn Heiligen Geest zulks zou hebben bevolen; maar, door gelijkenis, van de heimelijke regering en voorzienigheid Gods, door welke Hij dezen Sime‹ den satan en zijn eigen boze lusten heeft overgegeven, en zijn boosheid, die hij van zichzelven had, alzo geregeerd, dat hij ze nu tegen David aanwendt, om dien vaderlijk te kastijden en te vernederen, en de boosheid van Sime‹ daarna rechtvaardiglijk te straffen. Vergelijk 1 Sam. 18:10,11; 1 Kon. 22:21,22; 1 Kron. 21:1, en boven, 2 Sam. 12:11,12, onder, 2 Sam. 24:1.

1Sa 18.10,11 1Ki 22.21,22 1Ch 21.1 2Sa 12.11,12 24.1

27) zeggen:

Te weten, tot den Heere. Alhoewel nu God David geen onrecht deed, zo beging nochtans Sime‹ een grote misdaad, die David oordeelde strafbaar te zijn. Zie 1 Kon. 2:9.

1Ki 2.9

2 Samuel 17:14

24) geboden,

Dat is, alzo gewild, verordineerd, en door zijn Goddelijke voorzienigheid ten beste van David geschikt. Vergelijk boven, 2 Sam. 16:10,11,12, en zie Lev. 25:21; Amos 6:11, en Amos 9:3; Nah. 1:14; idem Ps. 33:9, en Ps. 111:9, en Ps. 148:5.

2Sa 16.10,11,12 Le 25.21 Am 6.11 9.3 Na 1.14 Ps 33.9 111.9 Ps 148.5

25) goeden raad

Dienstiger voor Absalom, om David te overvallen en geen tijd van rust te geven; hoewel deze raad in zichzelven onrechtvaardig was.

26) kwaad

De welverdiende straf, waarvan in het volgende.

Job 1:21

47) daarhenen

Dit zeide hij, zo het schijnt, wijzende op de aarde, naar welke hij zich neergebogen had.

48) de HEERE heeft genomen;

Hoe de kwade werken des Satans en der boze mensen, den goeden God toegeschreven worden, zie Gen. 45:5, en 1 Kon. 12:15.

Ge 45.5 1Ki 12.15

49) geloofd!

Hebreeuws, gezegend. Zie Gen. 14:20, en de aantekening.

Ge 14.20

Acts 2:23

47) bepaalden raad

Dat is, niet bij geval, of naar den moedwil van Zijne vijanden alleen, maar naar het besluit, de beschikking en toelating Gods.

48) door de handen

Of, door onrechtvaardige handen; namelijk der heidense en goddeloze soldaten van Pilatus; Matth. 20:19.

Mt 20.19
Copyright information for DutKant