1 Samuel 23:9

14) dat Saul

Hij wil zeggen dat Saul steeds in zijn hoofd had, daarop praktiseerde en met al zijn zinnen dag en nacht arbeidde, om David kwaad te doen en te doden.

15) heimelijk voorhad,

Anders, smeedde.

16) Breng den efod herwaarts.

Te weten, met den borstlap, en trek hem aan, en vraag den Heere raad voor mij door de urim en thummim. Zie Num. 27:21.

Nu 27.21

1 Samuel 30:7

9) Breng mij toch den efod hier.

Dat is, trek den efod aan om mijnentwil, opdat gij daardoor den Heere raad vraagt. Zie Num. 27:21, en boven, 1 Sam. 23:9.

Nu 27.21 1Sa 23.9

2 Samuel 2:1

1) vraagde,

Zie Richt. 1:1; 1 Sam. 23:6,9 en 1 Sam. 30:7,8.

Jud 1.1 1Sa 23.6,9 30.7,8

2) Hij zeide:

De HEERE.

3) Hebron.

Gelegen in Juda, niet ver van het westerse gebergte, en A„rons kinderen toege‰igend. Zie Gen. 13:18; Joz. 21:10,11,13, waaruit afgenomen wordt dat wel David voor zijn persoon aldaar gewoond en hof gehouden heeft, maar zijn volk zich onthouden in de naastgelegen steden plaatsen, [gelijk onder, 2 Sam. 2:3], om de priesters en Levieten, wien deze stad van den stam Juda gegeven was, in hun bezit niet te benauwen.

Ge 13.18 Jos 21.10,11,13 2Sa 2.3
Copyright information for DutKant