1 Samuel 24:6
9) hart hem sloeg, Vrezende of hij God mocht vertoornd hebben omdat hij den koning deze smaadheid aangedaan had. Vergelijk 2 Sam. 24:10. 2Sa 24.102 Samuel 5:2
3) te voren, Hebreeuws, gisteren, ook eergisteren. 4) uitvoerende en inbrengende; Dat is, die het krijgsvolk aan en van den vijand voerde, overal voorging, en beleid van zaken had, en overzulks, als een ervaren heer, tot het koninkrijk bekwaam is. Zie 1 Sam. 18:5,16, en vergelijk Num. 27:17. 1Sa 18.5,16 Nu 27.17 5) gezegd: Ten tijde uwer zalving door Samuel, beschreven 1 Sam. 16:11,12,13. Alhoewel deze woorden daar niet staan. 1Sa 16.11,12,13 6) weiden, Dat is, regeren met al zulke zorg, genegenheid en getrouwheid, als een goed herder, [waarop gij u verstaat] zijn schapen leidt, weidt, regeert, bezorgt en beschermt. Zie Ps. 78:70,71, en onder, 2 Sam. 7:7. Ps 78.70,71 2Sa 7.7 7) voorganger zijn over Isral. Of, leidsman, hertog. Zie onder, 2 Sam. 6:21. 2Sa 6.21
Copyright information for
DutKant