1 Samuel 30:16
22) het land van Juda. Daaronder behoorde nu Ziklag en het land van Kaleb.Ezekiel 25:16
41) strek Mijn hand uit Gelijk boven Ezech. 25:7. Eze 25.7 42) Cherethieten uitroeien, Dit schijnt de naam geweest te zijn van een streek in het land der Filistijnen, doch daardoor worden de Filistijnen in het algemeen verstaan, gelijk 1 Sam. 30:14,16; zie aldaar, idem Zef. 2:5. Doch in het Hebreeuws passen de woorden Cherethim en uitroeien aardiglijk op elkander, alsof men zeide: Ik zal die uitroeiers uitroeien. 1Sa 30.14,16 Zep 2.5 43) zeehaven verdoen. Zie Jer. 47:7; Zef. 2:5,6. Jer 47.7 Zep 2.5,6Zephaniah 2:5
14) van de landstreek der zee, Hebr. van het koord, touw, snoer. Zie Deut. 3:4; alzo ook hieronder in Zef. 2:6,7. Hier is een beschrijving van het land der Filistijnen, palende aan de Middellandse zee. De 3.4 Zep 2.6,7 15) der Cheretim! Of, der Cheretieten; zie Ezech. 25:16. Zie ook 1 Sam. 30:14. Zij waren dappere krijgslieden, en daarom waren zij, naar sommiger gevoelen, van David tot zijne lijfwachters en hellebaardiers verkoren. Zie 2 Sam. 8:18, en 2 Sam. 15:18, en 1 Kron. 18:17. Eze 25.16 1Sa 30.14 2Sa 8.18 15.18 1Ch 18.17 16) Het woord des HEEREN Dat is, de straf, die de Heere u gedreigd heeft in zijn woord, zal ulieden overkomen; gijlieden, die anderen tot nog toe geplaagd hebt, zult nu ook geplaagd worden, nadat de Heere zijn volk zal gekastijd hebben. 17) Ik zal u Te weten, Ik de Heere. 18) verdoen, Of, verdelgen.
Copyright information for
DutKant