1 Samuel 31:10-13

15) Astharoth;

Zie Richt. 2:13, in de aantekeningen.

Jud 2.13

16) zij aan den muur

Te weten, in de straat, die bij den stadsmuur was, gelijk af te nemen is uit 2 Sam. 21:12.

2Sa 21.12

17) Beth-san.

Anders genoemd Bethsean, Joz. 17:11, en Richt. 1:27. Dit was een stad, gelegen in den stam van Manasse, Joz. 17:11, die in dezen tijd van de Filistijnen ingehouden werd.

Jos 17.11 Jud 1.27 Jos 17.11
18) de inwoners van Jabes

Dit deden de burgers van Jabes tot een teken van dankbaarheid, omdat zij door Saul waren ontzet en verlost geworden van de harde belegging van den koning Nahas, 1 Sam. 11:11.

1Sa 11.11
19) brandden ze aldaar.

Alzo deze lichamen enige dagen waren onbegraven geweest en in de zon gehangen hadden, zo waren zij buiten alle twijfel verdorven en stinkende geworden, alzo dat men ze met balsemen niet zou hebben kunnen bewaren. Daarom hebben zij het vlees verbrand en de beenderen begraven, verhoedende alzo dat die dode lichamen meer gehoond en beschimpt, en ook weder opgegraven konden worden. Vergelijk Amos 6:10, met de aantekeningen. Anders, zij brandden bij, of over hen; te weten, enige specerijen, hetwelk ziet op de manier eertijds gebruikt aan der koningen lichamen. Zie 2 Kron. 16:14; Jer. 34:5.

Am 6.10 2Ch 16.14 Jer 34.5
20) onder het geboomte te Jabes;

Zie 1 Kron. 10:12.

1Ch 10.12

21) zij vastten zeven dagen.

Versta, dagelijks tot op den avond; zie 1 Kron. 10:12. Alzo bewijzende hun droefenis over Saul en zijn zonen.

1Ch 10.12
Copyright information for DutKant