1 Samuel 4:19

21) kromde zij zich,

Te weten, van pijn en benauwdheid, die zij gevoelde.

22) haar

Hebreeuws, haar noden wendden zich over haar.

23) wee‰n overvielen haar.

Angsten, benauwdheden, nood.

1 Samuel 4:21

26) Ikabod,

Dat is, waar is de heerlijkheid? Anders, er is geen eer. Alsof zij zeide: Alle heerlijkheid en treffelijkheid van Isra‰l is ons nu benomen, nu de ark ons benomen is, welke Isra‰l grote heerlijkheid en vermaardheid toebracht. Want zij was een teken der genadige tegenwoordigheid Gods onder zijn volk. Deze manier van spreken wordt ook gebruikt Ps. 26:8, en Ps. 78:61.

Ps 26.8 78.61

2 Samuel 21:1

1) zocht

Om van God door urim en thummim de oorzaak van dezen duren tijd te weten, en alsdan behoorlijke middelen te gebruiken tot stilling van Gods toorn. Zie Num. 27:21.

Nu 27.21

2) gedood heeft.

Tegen de belofte, die hun met ede gedaan was, gelijk volgt. Zie Joz. 9:15,18, enz.; om deze misdaad wordt het ganse land gestraft, dewijl het volk Sauls verkeerden ijver geprezen, of immers [gelijk het dan dikwijls gebeurt] niet had belet, noch daarover enige vergoeding aan de Gibeonieten tot dezen tijd toe gedaan was. Van deze daad Sauls heeft de Heilige Schrift tevoren niets vermeld.

Jos 9.15,18
Copyright information for DutKant