1 Samuel 4:19-20

21) kromde zij zich,

Te weten, van pijn en benauwdheid, die zij gevoelde.

22) haar

Hebreeuws, haar noden wendden zich over haar.

23) wee‰n overvielen haar.

Angsten, benauwdheden, nood.

24) bij haar stonden:

Of, over haar.

25) nam het niet ter harte.

Hebreeuws, zij zette haar hart daar niet [op]; dat is, zij werd door zulke woorden niet bewogen; zij verkwikten haar hart niet.

Job 27:15

28) overgeblevenen

Die van het zwaard en den honger overig zijn.

29) in den dood

Dat is, zij zullen zo in het graf geraken, dat hun gedachtenis mede zal begraven worden, als onwaardig en stinkende bij de mensen. Vergelijk Ps. 49:13.

Ps 49.12

30) niet wenen.

Te weten, in derzelver begrafenis, en dat om de gedachtenis van hun grote boosheid; of, omdat zij niet statelijk begraven zouden worden.

Ezekiel 24:23

57) versmachten,

Of, uitteren, versmelten, vanwege Gods vloed over u, gelijk onder Ezech. 33:10.

Eze 33.10

58) zuchten.

Of, beren, tieren, uit onverduldigheid en mistroostigheid.

Copyright information for DutKant