1 Samuel 4:4

8) de cherubim woont;

Van tussen welke God tot Mozes en anderen sprak; Exod. 25:22; Num. 7:89.

Ex 25.22 Nu 7.89

9) daar met de ark des verbonds van God.

Te weten, in het leger.

Psalms 18:10

Ezekiel 1:24-26

99) geruis hunner vleugelen,

Dit velerlei geluid betekent eensdeels een heilige toestemming en lofzegging der engelen, anderdeels dat de oordelen Gods, die Hij tegen de goddelozen door zijne engelen uitvoert, zeer schrikkelijk zijn, zulks dat een ieder zich daarvoor moet ontzetten.

100) de stem des Almachtigen,

Versta hierbij, wanneer Hij spreekt, uit onder Ezech. 10:5. Sommigen verstaan het van het geklater of gerommel van den donder. Zie Ps. 29:3.

Eze 10.5 Ps 29.3

101) stonden,

Zie boven Ezech. 1:21.

Eze 1.21
102) stem van boven het uitspansel,

Te weten waardoor de profeet opgewekt werd om toe te luisteren en de bevelen Gods met eerbied en gehoorzaamheid te ontvangen. Vergelijk Exod. 19:16; Openb. 1:10.

Ex 19.16 Re 1.10

103) hun hoofden was,

Te weten der vier dieren.

104) troons,

Deze betekende een koninklijke majesteit en de macht van een oppersten rechter, Gen. 41:40; 1 Kon. 1:13, en 1 Kon. 7:7; Spreuk. 20:8.

Ge 41.40 1Ki 1.13 7.7 Pr 20.8

105) saffiersteen;

Welks kleur is hemelsblauw, blinkende met gouden stipjes. Zie Job 28:16. Hij betekende een hemelsen troon vol majesteit en heerlijkheid. Vergelijk Exod. 24:10.

Job 28.16 Ex 24.10

106) mensen,

Welke was ene afbeelding van de majesteit Gods. Vergelijk Jes. 6:1. Sommigen duiden het bijzonderlijk op de majesteit onzes Heeren Jezus Christus, waarachtig God en mens in enigheid des persoons, de enige Middelaar aller gelovigen en Rechter aller mensen, die onder Ezech. 8:6, den tempel zijn heiligdom noemt, en met Ezech. 1:28, de Heere geheten wordt.

Isa 6.1 Eze 8.6 1.28

107) daarboven op zijnde.

Te weten als een eeuwig Koning en overste Rechter; 2 Sam. 7:13; Ps. 45:7; Matth. 25:31; Luk. 1:32,33; Joh. 5:22,27; Hand. 10:42, en Hand. 17:31.

2Sa 7.13 Ps 45.6 Mt 25.31 Lu 1.32,33 Joh 5.22,27 Ac 10.42 Ac 17.31

Ezekiel 10:13

54) voor mijn oren genoemd Galgal.

Dat is dat ik het hoorde, werd elk rad genoemd galgal, dat is wiel, of kogel, of kloot, of aldus: Daar werd tot hen geroepen: o wiel, of het wiel, enz.

Ezekiel 10:16

Copyright information for DutKant