1 Samuel 7:8

13) Zwijg niet van onzentwege,

Of, laat niet af, en houd u niet stil van ons, van te roepen, enz. Zie de aantekeningen Job 13:13.

Job 13.13

Psalms 28:1

1) houd

Of, zwijg niet, wees niet stil van mij; versta, U of uwe oren van mij afwendende, van mij aflatende, zonder te spreken of mij te antwoorden, en met de daad te bewijzen dat Gij mij verhoort. Verg. deze manier van spreken met 1 Kon. 22:3; 1 Sam. 7:8; Job 13:13, menselijk van God gesproken, die gezegd wordt zich als doof te houden en te zwijgen en niet te antwoorden, als Hij met dadelijke hulp nog niet betoont dat Hij de gebeden der zijnen verhoord heeft. Anders, houd U niet als doof tegen mij en zo terstond, tegen mij stil houdt, enz. Verg. Job 13:13, met de aantekening.

1Ki 22.3 1Sa 7.8 Job 13.13,13

2) kuil

Dat is, in het graf, gelijk doden. Of, gelijk verbijsterde beesten en mensen ergens in een kuil of groef vallen en omkomen.

Jeremiah 38:27

57) naar al deze woorden,

Dat is, op zulke wijze als de koning hem bevolen had.

58) lieten van hem af,

Zonder meer met hem te spreken, of hem iets te doen. Hebreeuws, zij zwegen, of hielden zich stil van hem af; vergelijk 1 Kon. 22:3, en wijders Ps. 28:1, en Job 13:13.

1Ki 22.3 Ps 28.1 Job 13.13

59) gehoord.

Dat is, bekend of ruchtbaar geworden; zij hadden niets daarvan vernomen, en dienvolgens hadden zij geen stof om Jeremia wijders te onderzoeken.

Copyright information for DutKant