1 Samuel 8:5

6) gij zijt oud geworden,

En derhalve kunt gij de landen en steden niet meer doorreizen, gelijk gij tot nog toe gedaan hebt.

7) te richten,

Dat is, te regeren, te weten, met koninklijke autoriteit.

8) al de volken [hebben].

Dat is, meest allen, want er waren ook enige onder de heidense nati‰n, die geen koningen, maar vorsten hadden.

1 Kings 11:31

1 Kings 11:35

67) Ik zal

Hebreeuws, en Ik zal dat geven, [te weten] tien stammen.

Copyright information for DutKant