1 Samuel 8:7
11) Hoor naar de stem des volks Dit heeft de Heere in toorn gezegd, gelijk Hosea betuigt, Hos. 13:11. Ho 13.11 12) u niet verworpen, Dat is, u niet alleen; want zij hebben Samuel ook verworpen, gelijk ook te zien is 1 Sam. 8:8. Zie gelijke manier van spreken Gen. 32:28. 1Sa 8.8 Ge 32.28 13) Mij verworpen, Eensdeels, omdat zij mij niet langer voor hun enigen koning hebben willen kennen, maar een anderen onder of nevens mij hebben. Zie onder, 1 Sam. 12:12,19. Anderdeels, omdat zij dat aan mijn goddelijke voorzienigheid niet hebben aanbevelen, welke vorm van regering hen best diende. 1Sa 12.12,19 14) dat Ik geen Koning over hen zal zijn. Hebreeuws, van over hen te regeren.John 7:16
27) Mijne niet, maar Dat is, is niet ene leer, die de mijne alleen zou zijn.1 Corinthians 1:17
35) niet gezonden Dat is, niet voornamelijk. Want al de apostelen zijn gezonden geweest om te dopen, Matth. 28:19, en anderszins zou de apostel ook dezen niet hebben mogen dopen. Maar zij hebben dezen dienst, waartoe minder gaven van node waren dan tot het prediken, om geen tijd te verliezen, aan anderen van hunne discipelen en leraars overgelaten. Zie Hand. 10:48. Mt 28.19 Ac 10.48 36) niet met wijsheid In de navolgende woorden ontdekt de apostel den oorsprong, waaruit deze verdeeldheden onder de Corinthirs waren gesproten, namelijk daaruit, dat enige leraars de oprechtheid in de eenvoudigheid des Evangelies van Christus zochten op te pronken met menselijke welsprekendheid en te vermengen met menselijke wijsheid of wijsbegeerte, waardoor de oren van sommige toehoorders kittelig werden, en andere oprechte leraars verachtten, of voorbijgingen; welk doen de apostel met zijn voorbeeld en andere redenen wederlegt. 37) woorden, Gr. woord, of rede; namelijk die de menselijke wijsheid leert, 1 Cor. 2:4; of met kunstige welsprekendheid. 1Co 2.4 38) het kruis van Dat is, het woord des kruises, gelijk in 1 Cor. 1:18 verklaard wordt. 1Co 1.18 39) verijdeld worde. Dat is, van zijn lof en kracht beroofd worde, hetwelk geschiedt als men dezelve aan de menselijke wijsheid of welsprekendheid toeschrijft.1 John 3:18
70) met den woorde, Namelijk alleen, gelijk Rom. 2:28. Ro 2.28 71) met de daad en Dat is, met de werken der liefde aan den naaste met daden te betonen. 72) waarheid. Dat is, oprechtheid des harten, zonder geveinsdheid of eergierigheid om van de mensen gezien te worden. Zie Matth. 6:1, enz. Mt 6.1
Copyright information for
DutKant