1 Samuel 8:7-8
11) Hoor naar de stem des volks Dit heeft de Heere in toorn gezegd, gelijk Hosea betuigt, Hos. 13:11. Ho 13.11 12) u niet verworpen, Dat is, u niet alleen; want zij hebben Samuel ook verworpen, gelijk ook te zien is 1 Sam. 8:8. Zie gelijke manier van spreken Gen. 32:28. 1Sa 8.8 Ge 32.28 13) Mij verworpen, Eensdeels, omdat zij mij niet langer voor hun enigen koning hebben willen kennen, maar een anderen onder of nevens mij hebben. Zie onder, 1 Sam. 12:12,19. Anderdeels, omdat zij dat aan mijn goddelijke voorzienigheid niet hebben aanbevelen, welke vorm van regering hen best diende. 1Sa 12.12,19 14) dat Ik geen Koning over hen zal zijn. Hebreeuws, van over hen te regeren. 1 Kings 11:33
62) nedergebogen Te weten, om aan te bidden. 63) den god der Sidoniers, Of, godin. 64) gewandeld In den weg des Heeren te wandelen is te leven naar het voorschrift van zijn woord, gelijk de navolgende woorden verklaren. Zie 2 Kon. 21:22; Ps. 119:2, en Ps. 128:1. 2Ki 21.22 Ps 119.2 128.1 65) wat recht is Wat recht is in de ogen des Heeren verklaren de volgende woorden, namelijk, hetgeen naar zijn heilig woord en ordinantie, niet naar menselijke instellingen geschiedt; alzo onder, 1 Kon. 15:5,11, en 1 Kon. 22:43. 1Ki 15.5,11 22.43 Hosea 8:4
12) uit Mij; Dat is, zonder mij in het opwerpen en maken van hunne koningen raad te vragen, of mijn bevel te verwachten; alhoewel anderszins de scheiding der tien stammen van Juda niet zonder Gods rechtvaardig bestuur en regering geschied is; zie 1 Kon. 11:31, enz.; onder Hos. 13:11, en vergelijk Jes. 30:1, en Jes. 54:15. 1Ki 11.31 Ho 13.11 Isa 30.1 54.15 13) vorsten gesteld, De woorden koningen en vorsten, worden hier verwisseld, gelijk boven Hos. 7:7,16. Ho 7.7,16 14) niet gekend; Niet dat den alwetenden God dit enigszins onbekend zou geweest zijn, maar deze manier van spreken wil zeggen dat God hun maken van koningen niet voor goed heeft gekend. Vergelijk Ps. 1:6, met de aantekening. Ps 1.6 15) afgoden gemaakt, Zie van het Hebreeuwse woord 2 Sam. 5:21, en versta hier, de gouden kalven te Dan en Bethel en andere afgodische beelden, gelijk onder Hos. 13:2, en Hos. 14:9. 2Sa 5.21 Ho 13.2 14.8 16) opdat zij uitgeroeid worden. Hebreeuws, opdat hij uitgeroeid werd; dat is, elkeen van hen, of Isral. de zin is dat zij door deze afgoderij hun eigen verderf hebben veroorzaakt. Vergelijk Jer. 18:16; Micha 6:16, met de aantekening. Jer 18.16 Mic 6.16
Copyright information for
DutKant