1 Samuel 9:16

31) tot u zenden

Te weten, door een heimelijke drift want Saul dacht hier niet op, maar hij was uitgegaan om de ezelinnen te zoeken.

1 Samuel 10:20-21

35) had doen naderen,

Te weten, om het lot te werpen. Zie dergelijk exempel Joz. 7:14. Eer zij het lot wierpen, baden zij den Heere, 1 Sam. 10:22; Hand. 1:24.

Jos 7.14 1Sa 10.22 Ac 1.24

36) geraakt.

Te weten, met het lot. Hebreeuws, gevat, getroffen; dat is, het lot viel op den stam van Benjamin, waarmede God de Heere wilde te kennen geven dat het een onder de huisgezinnen van dien stam was, welken Hij tot koning wilde zetten.

1 Chronicles 12:29

32) de broederen van Saul,

Dat is, bloedverwanten.

33) want tot nog toe

Dat is de reden, waarom dat er maar drie duizend Benjaminieten tot David gekomen waren.

34) die het met het huis

Hebreeuws, die de wacht des huizes Sauls wachtten. De Benjaminieten hielden lang de zijde van Saul, omdat hij uit hun stam gesproten was. Zie 2 Sam. 2.

Matthew 3:5

Philippians 2:21

75) allen

Dat is, bijna allen, of meest allen, gelijk Matth. 10:22; Mark. 1:5; Joh. 10:8.

Mt 10.22 Mr 1.5 Joh 10.8

76) het hunne,

Dat is, hun eigen gemak, nut, of eer.

77) hetgeen van Christus

Dat is, hetgeen tot bevordering van Christus' rijk, eer en leer behoort.

Copyright information for DutKant