1 Thessalonians 5:2

2) de dag

Alzo wordt de laatste dag doorgaans genoemd, omdat alsdan Christus des nachts zal komen als een Heere, om te oordelen de levenden en de doden.

3) zal

Gr. komt. Zo spreken de profeten van toekomende dingen, alsof zij reeds tegenwoordig waren, om de zekerheid derzelve.

4) gelijk

Hieruit volgt niet dan Christus des nachts zal komen, gelijk sommigen menen; maar daarmede wordt geleerd dat Hij onverhoeds en onverwachts komen zal, namelijk ten aanzien van de wereldse mensen, gelijk het volgende verklaart; 1 Thess. 5:3 want de godzaligen moeten daarnaar altijd verlangen, en daartegen op hunnen hoede zijn, gelijk hierna, 1 Thess. 5:4, wordt betuigd. Zie ook Matth. 24:42, enz.

1Th 5.3,4 Mt 24.42

Revelation of John 22:6

18) En hij zeide tot

Hier begint het besluit of laatste deel dezer openbaring.

19) Deze woorden zijn

Namelijk van deze gehele openbaring, gelijk hierna Openb. 22:18,19 wordt verklaard; waardoor haar goddelijkheid wordt betuigd. Zie ook hiervoor Openb. 19:9.

Re 22.18,19 19.9

20) de God der

Dat is, die den profeten de voorzeggingen heeft geopenbaard, en die dezen tot Zijn volk heeft gezonden, 2 Petr. 1:20, enz. Door welken God der profeten hier ook de persoon van Christus wordt verstaan; gelijk uit het volgende blijkt, dat Hij Zijnen engel heeft gezonden om te tonen hetgeen weldra moet geschieden, hetwelk Christus uitdrukkelijk wordt toegeschreven; Openb. 1:1, en hierna Openb. 22:16.

2Pe 1.20 Re 1.1 22.16

21) Zijn engel gezonden,

Dat is mij, die Zijn engel ben.

22) haast moet geschieden.

Zie hiervan de aantekeningen Openb. 1:1.

Re 1.1

Revelation of John 22:12

30) Ik kom haastelijk;

Van hier voort begint Christus zelf tot den apostel te spreken, tot het midden van Openb. 22:20, gelijk al de omstandigheden en Openb. 22:16 klaar meebrengen, en Hij bevestigt zo met Zijn eigen woorden hetgeen door den engel tevoren was verkondigd.

Re 22.20,16

31) gelijk zijn werk

Namelijk hetzij goed of kwaad; gelijk hiervoor meermalen is beloofd en gedreigd; zie 2 Cor. 5:10. Waardoor te kennen gegeven wordt, niet enige verdienste, maar een genadige beloning der goede werken, en een rechtvaardige straf en vergelding der kwade. Zie Rom. 6:23; Ef. 2:8, enz.

2Co 5.10 Ro 6.23 Eph 2.8
Copyright information for DutKant