1 Timothy 1:19

49) Houdende

Gr. hebbende; dat is, behoudende, of vast houdende.

50) het geloof, en

Dat is, de belijdenis, of de leer des waren geloofs, gelijk blijkt uit de tegenstelling der lasteringen van Hymeneus en Alexander in het 1 Tim. 1:20.

1Ti 1.20

51) een goed geweten,

Dat is, een oprecht geweten, dat zichzelf in al zijn doen richt naar hetgeen, waarvan hij uit Gods Woord is onderricht, en niet naar eergierigheid, geldgierigheid, of andere genegenheden; waarvan lichtelijk kan geoordeeld worden bij degenen die de woorden der mensen met hun doen vergelijken.

52) hetwelk sommigen

Namelijk goede of oprechte conscientie.

53) verstoten hebbende,

Dat is, niet nagekomen, of waargenomen hebbende.

54) van het geloof

Of, omtrent, in, aangaande het geloof, dat is, van de ware leer, of bekentenis des geloofs, gelijk 1 Tim. 1:20 vereist, en gelijk Paulus nader verklaart 2 Tim. 2:17,18.

1Ti 1.20 2Ti 2.17,18

55) schipbreuk geleden hebben;

Dat is, vervallen, of afgevallen zijn; ene gelijkenis, genomen van degenen die door schipbreuk hunne goederen verliezen. Zie hierna 1 Tim. 4:1.

1Ti 4.1

Hebrews 9:14

41) door den eeuwigen Geest

Dat is, door zijn eeuwige godheid, waardoor de kracht en waardigheid der offerande van Christus is voortgekomen, gelijk Hand. 20:28 ook wordt aangewezen; en gelijk de eeuwige godheid van Christus ook een Geest wordt genoemd; Rom. 1:4; 1 Tim. 3:16; 1 Petr. 3:18.

Ac 20.28 Ro 1.4 1Ti 3.16 1Pe 3.18

42) uw geweten

Dat is, uwe zielen, verstand, wil en genegenheid, waarvan de conscienti‰n ook het gevoel hebben, om te weten hetgeen ons door God geschonken is; 1 Cor. 2:12. Anderen lezen: onze conscienti‰n.

1Co 2.12

43) dode werken,

Dat is zonden. Zie Hebr. 6:1.

Heb 6.1
Copyright information for DutKant