1 Timothy 1:2

3) [mijn] oprechten

Dat is, mijn zeer lieven zoon, gelijk hij spreekt 2 Tim. 1:2; want het Griekse woord gnesios, of rechte, wordt niet gesteld tegen onrechte of verbasterde zonen, maar betekent een bijzondere trap der liefde van Paulus jegens hem, en ene bijzondere genegenheid en eerbied van Timotheus jegens Paulus. Het is dan eigenlijk een zoon, die den aard des vaders wel uitdrukt, gelijk hij Titus ook noemt; Tit. 1:3.

2Ti 1.2 Tit 1.3

4) in het geloof;

Dat is, naar het algemeen geloof, gelijk hij spreekt Tit. 1:3; waarmede Paulus aanwijst, dat hij niet spreekt van ene natuurlijke geboorte, maar van ene bovennatuurlijke, waardoor hij hem door het Evangelie van Christus gewonnen, en tot het algemeen geloof had gebracht. Zie 1 Cor. 4:14,15.

Tit 1.3 1Co 4.14,15

5) genade,

Zie hiervan het begin van de andere zendbrieven van Paulus.

6) barmhartigheid, vrede

Dit is ene vrucht van de genade Gods; want gelijk door de genade de eeuwige genade onzer verkiezing hier bekwamelijk wordt verstaan, alzo wordt door de barmhartigheid de vergeving onzer zonden door het geloof, en door den vrede de gerustheid onzer conscienti‰n in God verstaan; Rom. 5:1, enz.

Ro 5.1

1 Timothy 1:18

45) beveel ik u,

Het Griekse woord betekent eigenlijk iemand iets bevelen, dat men bij hem weglegt, of hem te bewaren geeft.

46) naar de profetie‰n,

Dat is, voorzeggingen. Want ten tijde der apostelen werden enige mannen Gods, door het bevel van den Heiligen Geest, tot den dienst des Evangelies afgezonderd, gelijk Paulus en Barnabas zo werden uitgezonden, Hand. 13:2; of van hen werd voorzegd door enige profetie‰n wat hun zou overkomen, gelijk te zien is Hand. 11:27,28, en Hand. 20:23, en Hand. 21:11. Van Timotheus wordt zulks ook betuigd hierna 1 Tim. 4:14.

Ac 13.2 11.27,28 20.23 21.11 1Ti 4.14

47) dezelve

Namelijk voorzeggingen of profetie‰n, dat is, in die dingen die u te voren voorzegd zijn.

48) den goeden strijd strijdt;

Hetwelk niet alleen van den arbeid, vlijt en strijd verstaan wordt, die allen gelovigen in hun algemeen beroep opgelegd is, maar ook den trouwen leraars in het bijzonder. Zie 2 Tim. 4:7,8.

2Ti 4.7,8

2 Timothy 1:2

3) Aan Timotheus, [mijn] geliefden

Van dezen zie Hand. 16:1; Rom. 16:21; 1 Cor. 4:17; 2 Cor. 1:1; Filipp. 2:19; 1 Tim. 1:2, en doorgaans in de Handelingen der apostelen, en in de zendbrieven van Paulus.

Ac 16.1 Ro 16.21 1Co 4.17 2Co 1.1 Php 2.19 1Ti 1.2

4) zoon: genade,

Grieks kind; zie 1 Tim. 1:2. Zo noemt hem de apostel, die nu een oud man was, Filem.:9, omdat hij nog jong was, 1 Tim. 4:12, en omdat hij hem door het Evangelie had gebaard, en jegens hem vaderlijk gezind was, gelijk het woord geliefde ook te kennen geeft.

1Ti 1.2 4.12

2 Timothy 2:1

1) mijn zoon, word

Zie van deze benaming 1 Cor. 4:17; 1 Tim. 1;2, en 2 Tim. 1:2.

1Co 4.17 2Ti 1.2

2) gesterkt

Of, sterk; dat is, met sterkte en kracht aangedaan, namelijk, om den kracht van den dienst te verdragen, en allerlei verdrukkingen met standvastigheid te lijden.

3) in de genade,

Of, door de genade.

4) die in Christus Jezus is;

Dat is, die God ons bewezen en betuigd heeft door Jezus Christus.

Copyright information for DutKant