1 Timothy 1:4

11) te begeven tot

Of, te houden aan fabelen, acht hebben op fabelen. Hoewel ook de Grieken veel fabelen onder hunnen godsdienst mengden, en geslachtsrekeningen hunner goden; nochtans schijnt hier Paulus op enigen te zien, die uit het Jodendom kwamen, en die hunne Talmudische fabelen en oneindige geslachtsrekeningen bij Gods Woord voegden, gelijk zij ook de wet met het Evangelie zochten te vermengen; voor welke dingen Paulus hier Timotheus waarschuwt, gelijk hij die ook uirdrukkelijk Joodse fabelen noemt; Tit. 1:14.

Tit 1.14

12) stichting Gods,

Dat is, stichting die naar God is. Anderen lezen uitdeling Gods; gelijk 1 Cor. 4:1.

1Co 4.1

1 Timothy 4:7

16) fabelen; en oefen

Namelijk waar de Joodse Talmudisten nog vol van zijn, waarvan Paulus ook spreekt Tit. 1:14, en Tit. 3:9, en waartoe hij voorzegt, dat ook enige christen-leraars in de laatste tijden zullen vervallen; 2 Tim. 4:4.

Tit 1.14 3.9 2Ti 4.4

Titus 1:14

42) Joodse fabelen,

Zie hiervan de aantekening bij 1 Tim. 1:4, en 1 Tim. 4:7.

1Ti 1.4 4.7

43) die [hen] van

Of die de waarheid afkeren.

2 Peter 1:16

59) fabelen nagevolgd,

Namelijk gelijk de valse leraars plegen te doen. Grieks want kunstelijke fabelen niet nagevolgd zijnde, hebben wij u bekend gemaakt, enz.

60) de kracht en de

Dat is, de eerste komst van Christus in het vlees, waarin Hij door Zijn leer en wondertekenen krachtig heeft getoond, en de harten der mensen overtuigd, dat Hij de ware beloofde Messias was, inzonderheid ook door Zijn opstanding uit de doden en volgende verheerlijking.

61) van Zijn majesteit.

Dat is, van dat proefstuk Zijner heerlijkheid, als Hij voor de ogen van drie Zijner discipelen op den berg werd veranderd, Matth. 17:1,2; gelijk het volgende breder verklaart. Zie Hebr. 8:1.

Mt 17.1,2 Heb 8.1
Copyright information for DutKant