1 Timothy 3:7

17) die buiten zijn,

Dat is, nog vreemd zijn van gemeente, gelijk 1 Cor. 5:12.

1Co 5.12

18) smaadheid, en

Of verachting; namelijk bij degenen, waaronder hij tevoren lichtvaardig of onrechtvaardig verkeerd mocht hebben, zo hij met een volgend goed leven, nu gelovig geworden zijnde, het een tijd lang niet heeft verbeterd en bedekt.

19) [in] den strik des

Of struik des lasteraars; gelijk 1 Tim. 3:6, waardoor sommigen verstaan enige kleinmoedigheid, die hem daardoor zou mogen overkomen, als een strik over zijne ziel; anderen, zulke versmaadheid, waardoor hij als met een strik van den duivel zou belet zijn de gemeente in dit zijn beroep behoorlijk te stichten.

1Ti 3.6

1 Timothy 3:11

28) De vrouwen insgelijks

Dit moet zowel op de vrouwen der opzieners, als der diakenen, toegepast worden. Want van de weduwen die diakonessen waren, zal hierna 1 Tim. 5:9 en vervolgens gehandeld worden.

1Ti 5.9

29) wakker,

Of, nuchter. Zie 1 Tim. 3:2.

1Ti 3.2

30) getrouw in alles.

Dit schijnt de apostel hier in de huisvrouwen der opzieners en diakenen te vereisen, niet alleen omdat zij haren mannen moeten getrouw zijn, maar omdat haar ook somtijds enige dingen de regering der Kerk en de bewaring en uitdeling der aalmoezen aangaande, bekend worden, waarin getrouwheid nodig is.

2 Timothy 3:3

8) Zonder natuurlijke liefde,

Namelijk die God van nature geplant heeft in de harten der ouders jegens hunne kinderen, en der kinderen jegens hunne ouders, die men ook den onredelijken beesten van nature ziet ingeplant. Zie Jes. 49:15; Rom. 1:31.

Isa 49.15 Ro 1.31

9) onverzoenlijk, achterklappers,

Dat is, met wie geen verbond van vriendschap kan gemaakt worden. Of, verbondbrekers; Rom. 1:31.

Ro 1.31

10) onmatig,

Namelijk in spijs, drank of vleselijken wellust.

11) wreed, zonder liefde

Of wild, niet tam, of niet gevoegelijk, met wie het zwaar is om te gaan.

12) tot de goeden,

Of tot het goede; dat is tot de deugd.

Copyright information for DutKant