1 Timothy 4:1

1) de Geest zegt duidelijk,

Namelijk de Heilige Geest, door Zijn buitengewoon ingeven in de apostelen en andere profeten. Zie Hand. 20:23, en Hand. 21:4.

Ac 20.23 21.4

2) in de laatste tijden

Of in de volgende tijden. Zie 2 Tim. 3:1.

2Ti 3.1

3) van het geloof,

Dat is, van de ware leer des geloofs, gelijk de volgende woorden bewijzen. Zie 2 Thess. 2:3; 2 Petr. 2:1.

2Th 2.3 2Pe 2.1

4) verleidende geesten,

Hierdoor worden •f de boze geesten zelf verstaan, gelijk in het volgende lid, •f de geesten der valse leraars, gelijk 1 Joh. 4:1.

1Jo 4.1

5) der duivelen,

Dat is, waarvan de duivel auteur of ingever is.

Revelation of John 9:20

27) door deze plagen, hebben zich

Namelijk die God vanwege de afgoderij en andere zonden hun had toegezonden, hetwelk de volgende woorden vereisen. Waaruit blijkt, dat deze afgoderij, die de christenen in Griekenland en geheel het Oosten hadden opgericht, en met hunne tweede synode van Nicea, en andere meer, hadden bevestigd, de oorzaak is geweest, dat God door Zijn rechtvaardig oordeel deze straf over hen heeft gezonden; aan welker voorbeeld nochtans de Kerken van het Westen zich niet hebben gespiegeld, maar zijn in deze afgoderij gebleven.

28) de werken hunner handen,

Dat is, beeldendienst, want niet de duivelen, maar de beelden zijn werken der mensenhanden.

29) aanbidden de duivelen;

Hier wordt niet gesproken van de afgoderij der heidenen; want de Mohammedanen hebben eigenlijk geen oorlog gevoerd tegen de heidenen, die door de christelijke keizers in het Oosten en Westen lang tevoren meest waren uitgeroeid, noch van de oorlogen der Mohammedanen onder elkander, want die hebben geen beelden, noch eren ze, maar ze hebben oorlog gevoerd tegen de christenen. Degenen ook die van hen niet gedood maar overig gebleven zijn door geheel Europa, zijn geen heidenen maar christenen van belijdenis geweest. En hier wordt dan, door het aanbidden der duivelen, niet gezien op hetgeen deze overigen beleden te doen, maar op hetgeen zij metterdaad deden, daar degenen die van den rechten godsdienst afwijken, en een versierden godsdienst, van God verboden, oprichten, daarmee niet God maar den duivel dienen, wat zij ook roemen, gelijk te zien is 2 Kron. 11:15; Amos 5:25,26; 1 Tim. 4:1, leringen der duivelen noemt, die zij wel voor goddelijke leringen houden, maar omdat zij tegen Gods instelling strijden, voor leringen en diensten des duivels moeten gehouden worden.

2Ch 11.15 Am 5.25,26 1Ti 4.1

30) afgoden,

Of beelden.

31) die noch zien kunnen,

Dit is genomen uit Ps. 115, hetwelk de apostel op de antichristische beelden toepast, omdat zij niet meer kracht hebben dan de beelden der heidenen of Joden in dezen dele.

Copyright information for DutKant