1 Timothy 5:8

13) zo iemand de zijnen,

Namelijk gezondheid en middel daartoe hebbende.

14) verloochend, en is

Namelijk inderdaad, al belijdt hij het nog met den mond. Zie Tit. 1:16.

Tit 1.16

15) dan een ongelovige.

Namelijk daar die ook naar de wet der natuur dit plegen te doen.

Copyright information for DutKant