2 Chronicles 11:15

25) hoogte,

Te weten, die hij den afgoden ter ere en ten dienste had laten oprichten, 1 Kon. 12:31; van de hoogten, zie Lev. 26:30.

1Ki 12.31 Le 26.30

26) duivelen,

Zie Lev. 17:7.

Le 17.7

27) kalveren,

Zie 1 Kon. 12:28,29, en de aantekening.

1Ki 12.28,29

Amos 5:25-26

64) Mij veertig jaren

Geenzins, wil God zeggen, want uw hart is niet bij of met mij geweest, niet oprecht voor mij, in dit alles, maar enz., gelijk volgt. Deze vraag loochent sterkelijk. Verg. Hand. 7:41,42,43.

Ac 7.41,42,43
65) droegt

Dit kan men alzo verstaan dat zij [als moedwillige en ongebonden afgodendienaars], zulks naar de letter somwijlen mogen hebben gedaan; of alzo, dat hun hart niet bij Gods tent [die zij met het lichaam droegen] en zijn Godsdienst, maar bij hunne afgoden geweest is, die zij in het hart droegen, zulks dat hun uiterlijke huichelende godsdienst voor God niets dan enkel afgoderij is geacht geweest.

66) tent

Of, hut, gehemelte, deksel. Het Hebr. woord wordt alleenlijk hier zo gevonden. Het schijnt dat de profeet de heidense afgodische namen verwijtend hier gebruikt, om Isra‰l te beschamen.

67) Melech,

Dat is, koning; versta den afgod Molech, of Milcom, en zie Jer. 49:1, idem in Amos 7:13.

Jer 49.1 Am 7.13

68) Kijun,

Dit houden sommigen voor den naam van een afgod, idem de planeet Saturnus. Doch men kan het ook bekwamelijk met anderen aldus overzetten: en het gereedschap, [of, stelling, stijlen, het gestoelte] uwer beelden.

69) ster uws gods,

Dat is, de beeltenis van de ster van uwen afgod; verg. Hand. 7:41,42,43; idem Jer. 7:18, met de aantekening. Enigen menen dat Molech Saturnus is geweest, en anderen van Ba„l, de andere planeten of sterren. Anders: het gesternte uwer goden, enz.

Ac 7.41,42,43 Jer 7.18

1 Timothy 4:1

1) de Geest zegt duidelijk,

Namelijk de Heilige Geest, door Zijn buitengewoon ingeven in de apostelen en andere profeten. Zie Hand. 20:23, en Hand. 21:4.

Ac 20.23 21.4

2) in de laatste tijden

Of in de volgende tijden. Zie 2 Tim. 3:1.

2Ti 3.1

3) van het geloof,

Dat is, van de ware leer des geloofs, gelijk de volgende woorden bewijzen. Zie 2 Thess. 2:3; 2 Petr. 2:1.

2Th 2.3 2Pe 2.1

4) verleidende geesten,

Hierdoor worden •f de boze geesten zelf verstaan, gelijk in het volgende lid, •f de geesten der valse leraars, gelijk 1 Joh. 4:1.

1Jo 4.1

5) der duivelen,

Dat is, waarvan de duivel auteur of ingever is.

Copyright information for DutKant