2 Chronicles 23:6
10) het huis des HEEREN, Versta, het voorste deel van het huis des Heeren, genaamd het heilige; 1 Kon. 8:10. 1Ki 8.10 11) heilig; Hebreeuws, heiligheid; dat is, tot een heiligen dienst afgezonderd. Alzo Num. 16:5, en Ezra 8:28. Nu 16.5 Ezr 8.28 12) de wacht Te weten, om degenen, die met geweld zouden willen inbreken, met geweld uit te houden. Of zal de wacht des Heeren waarnemen; dat is, het bevel des Heeren, blijvende in het voorhof zonder in het heilige te komen.
Copyright information for
DutKant