‏ 2 Chronicles 3:1

1) Moria,

Dat is, de berg des gezichts, op welken Abraham wat minder dan negen honderd jaren tevoren was bevolen geweest zijn zoon Izak te offeren. Van de reden en den oorsprong dezer benaming, zie Gen. 22:2,8,14, en de aantekening daarop.

Ge 22.2,8,14

2) gewezen was,

Namelijk, van den profeet Gad, 2 Sam. 24:18; 1 Kron. 21:18, enz. Anders, waar de [HEERE] zijnen vader David verschenen was, te weten, door het vuur, hetwelk uit den hemel gevallen was op het altaar en het offer, waarvan te zien is 1 Kron. 21:26.

2Sa 24.18 1Ch 21.18,26

3) Ornan,

Van welken David deze plaats gekocht had om den tempel daarop te bouwen; 2 Sam. 24:24; 1 Kron. 21:24,25.

2Sa 24.24 1Ch 21.24,25
Copyright information for DutKant