2 Chronicles 36:21

43) door den mond

Zie 2 Kron. 25:11, enz. in zijn profetie.

2Ch 25.11

44) een welgevallen had;

Zie Lev. 26:34,35, en de aantekening.

Le 26.34,35

45) al de dagen

Dat is, de ganse tijd, dien de Joden in Babel gevangen werden gehouden, namelijk zeventig jaren, gelijk Jeremia voorzegd had; Jer. 25:11,12, en Jer. 29:10.

Jer 25.11,12 29.10

Jeremiah 25:12

21) dat stellen

Volk, of land der Chalde‰n.

22) eeuwige verwoestingen.

Hebreeuws, verwoestingen der eeuwigheid.

Jeremiah 29:10

16) als zeventig jaren

Hebreeuws, aan, of naar den mond van vervuld te worden, of zijn. Deze plaats is zeer aanmerkelijk voor het gevoelen dergenen, die de zeventigjarige gevangenschap aanvangen te rekenen, niet van de verwoesting van Jeruzalem onder den koning Zedekia, maar van de wegvoering van den koning Jechonia en van vele andere Joden, [waarvan boven Jer. 29:2], die nu in de gevangenschap waren, als Jeremia dezen brief aan hen zond. Vergelijk Ezech. 1:2, en Ezech. 33:21, en Ezech. 40:1, met de aantekening.

Jer 29.2 Eze 1.2 33.21 40.1

17) te Babel

Of, aan, met Babel; dat is, als gij zeventig jaren aldaar zult geweest zijn, of, als Babel u zolang in de gevangenschap zal gehouden hebben.

18) bezoeken,

Versta, in genade; zie Gen. 21:1.

Ge 21.1

19) goed woord over u

Dat is, mijn goede, genadige en troostelijke beloften van uwe verlossing vervullen.

20) verwekken,

Of, bevestigen, daarstellen, doen bestaan.

Daniel 9:2

6) merkte ik, Dani‰l,

Of, verstond ik Dani‰l, uit, enz.

7) in de boeken,

Te weten in de schriften van den profeet Jeremia. Ofschoon Dani‰l zulk een wijs en voortreffelijk profeet was, zo heeft hij evenwel niet nagelaten de heilige Schrift te lezen, gelijk de geestdrijvers en verachters van Gods Woord dat nalaten.

8) tot den profeet Jeremia geschied was,

Zie Jer. 25:11,12, en Jer. 27:7, en Jer. 29:10.

Jer 25.11,12 27.7 29.10

9) in het vervullen der verwoestingen van Jeruzalem,

Dat is, dat wanneer de verwoesting van Jeruzalem een einde zou nemen, zeventig jaar was.

Daniel 9:24-25

71) Zeventig

Dani‰l had maar gebeden om de verlossing van zijn volk uit Babel, de Heere geeft hem dat niet alleen, maar oneindig meer, want Hij openbaart hem daarenboven den tijd, wanneer niet alleen de Joden, maar ook zijn ganse volk uit de macht des duivels en der eeuwige verdoemenis door den Messias zou verlost worden.

72) weken

Versta hier jaarweken, gelijk Lev. 25:8; elke week van zeven jaren, tezamen makende vier honderd en negentig jaren; waar nu deze vier honderd en negentig jaren beginnen en waar zij eindigen, daarvan is verscheiden gevoelen. Sommigen beginnen ze van het eerste jaar der monarchie van Cyrus, en eindigen ze in den dood van Christus; hetwelk wel de eenvoudigste mening schijnt te zijn, uit Jes. 44:28, en Jes. 45:13; 2 Kron. 36:22,23; Ezra 1:1, enz.; doch anderen beginnen ze van het zevende jaar van Artaxerxes Longimanus, en eindigen ze ook in den dood van Christus. Anderen beginnen ze van het tweede jaar van Darius Nothus, en eindigen ze in de verstoring van Jeruzalem door Titus. Van welk alles de verstandige lezer zal mogen oordelen.

Le 25.8 Isa 44.28 45.13 2Ch 36.22,23 Ezr 1.1

73) zijn bestemd

Te weten van God. Hebreeuws, zijn afgehouwen, of afgesneden; dat is bescheiden, besloten.

74) over uw volk,

Gedurende welke uw volk en uw heilige stad zal overkomen hetgeen ik u straks zal openbaren.

75) om de overtreding te sluiten,

Of, om op te sluiten, of om te bedwingen de overtreding. Anders: dat Hij, te weten Christus] de overtreding besluit; dat is, dat hij voor de zonden des volks genoeg doe, opdat dezelve als in een kerker besloten worden, dat zij niet meer voor Gods aangezicht komen.

76) om de zonden te verzegelen,

Dat is, om te bedekken de zonden der uitverkorenen, dat zij voor het aangezicht van God niet komen. Dit heeft Christus door zijnen dood teweeg gebracht. Anders: om de zonden te verdelgen.

77) om de ongerechtigheid te verzoenen,

Te weten door de offerande van Christus aan het kruis.

78) om een eeuwige gerechtigheid aan te brengen,

Hebreeuws, ene gerechtigheid der eeuwigheden, door welke alleen zij, die ooit gerechtvaardigd zijn en rechtvaardig zullen worden, moeten gerechtvaardigd worden voor God, Hebr. 9:12. Deze gerechtigheid is gelegen in de vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid van Jezus Christus.

Heb 9.12

79) den profeet te verzegelen,

Dat is, de profetie, te weten de profetie‰n der profeten van Christus' lijden en de heerlijkheid daarop volgende, 1 Petr. 1:11, welke God den profeten door gezichten heeft geopenbaard.

1Pe 1.11

80) de heiligheid der heiligheden

Dat is, den Heere Christus, die daar is het waarachtige heilige der heiligen, omdat in Hem al de schatten van heiligheid, rechtvaardigheid, en ook van wijsheid en kennis van God verborgen zijn, ons ten goede; en dat Hij is de ware ark des verbonds, door welken God de woorden des levens tot de wereld spreekt; de rechte genadestoel, door welken wij de verzoening hebben, enz.

81) te zalven.

Te weten met den Heiligen Geest; dat is als in te wijden en te bereiden tot zijn zaligmakend ambt.

82) Weet dan, en versta:

Onze Heere Jezus Christus doet even deze zelfde vermaning, aangaande deze profetie; Matth. 24:15.

Mt 24.15

83) van den uitgang des woords,

Dat is, van dien tijd af, dat er een bevel zal uitgaan dat men het volk, [te weten het Joodse volk] wederbrengen, dat is loslaten zal uit de Babylonische gevangenschap, en hetzelve Jeruzalem herbouwen zal. Versta hier door het woord het bevel, gelijk Dan. 9:23, te weten het bevel van Cyrus, naar sommiger gevoelen. Zie 2 Kron. 36:22,23, en Ezra 1:1, en boven de aantekening Dan. 9:24, van het begin der zeventig weken. Anders: om weder te brengen; dat is, om weder ter hand te stellen; te weten de vaten des tempels, die uit den tempel naar Babel gevoerd waren. Anders: om te herstellen, namelijk den staat der kerk en der regering.

Da 9.23 2Ch 36.22,23 Ezr 1.1 Da 9.24

84) Messias

Dat is, tot op Christus, het Hebreeuwse woord Messias, [hetwelk even hetzelfde, dat Christus betekent, namelijk een gezalfde] staat ook Joh. 1:42, en Joh. 4:25.

Joh 1.41 4.25

85) den Vorst,

Of, leidsman, gelijk Jes. 55:4, of hertog, gelijk 2 Sam. 7:8, en 2 Kon. 20:5.

Isa 55.4 2Sa 7.8 2Ki 20.5

86) de straten,

Hebreeuws, de straat en de gracht. Anders: uitgehouwen gracht. Versta dit van de stadsgrachten.

87) in benauwdheid der tijden.

Want al wat onder Ezra aan de muren gebouwd was, dat werd kort daarna door de vijanden der Joden weder omvergeworpen, en de poorten met vuur verbrand. En onder Nehemia moesten zij bouwen met den troffel in de ene en het geweer in de andere hand, Neh. 4:17; waarom de Joden zich zozeer haastten, dat zij het gebouw van den muur optrokken in twee en vijftig dagen.

Ne 4.17
Copyright information for DutKant