2 Corinthians 10:4-6

11) de wapenen van onze

Dat is, de middelen, die wij gebruiken om door het Evangelie van Christus de mensen te bekeren, en onder het rijk en de gehoorzaamheid van Christus te brengen.

12) vleselijke, maar

Dat is, zulke als de natuurlijke mensen plegen te gebruiken, om anderen •f met welsprekendheid, •f met bedriegerij, •f met geweld onder zich te brengen.

13) krachtig door God,

Gr. Gode krachtig; dat is, door de kracht, die God daar bijvoegt, zo in het doen van wondertekenen, Mark. 16:20, als in het bewegen en overtuigen van de harten door Zijnen Geest, Hand. 16:14, en ook mede in het straffen van degenen, die zulks zochten te wederstaan. Zie een voorbeeld in Bar-Jesus,

Mr 16.20 Ac 16.14

14) der sterken;

Alzo noemt de apostel al wat de Satan en de wereld, hetzij met vervolgingen, hetzij met wereldse wijsheid en welsprekendheid, voorwerpt om den loop des Evangelies te stuiten, gelijk de twee navolgende verzen verklaren. Zie ook Jer. 1:10,18,19.

Jer 1.10,18,19
15) de overleggingen ter

Namelijk die de natuurlijke rede des mensen voortbrengt, om het Evangelie zijn aanzien te benemen.

16) nederwerpen, en alle

Dat is, Christus en Zijn woord onderwerpen. Want de rede des mensen moet geen richter zijn over het Evangelie, maar zich daaronder buigen en gevangen geven; gelijk de volgende woorden ook verklaren.

17) hoogte, die zich

Namelijk van aanzienlijke wijsheid of kloekheid.

18) Christus;

Dat is, des Evangelies van Christus, hetwelk dengenen, die verloren gaan, wel dwaasheid is, maar dengenen, die behouden worden, is het de macht Gods, 1 Cor. 1:18.

1Co 1.18
19) te wreken alle

Dit spreekt de apostel niet van enige uitwendige of wereldse wraak. Want die heeft Christus Zijnen apostelen verboden, Matth. 20:25, en Matth. 26:52; maar van de verkondiging der wraak Gods over de hardnekkigen en van het oefenen des kerkelijken bans tegen degenen, die zich voor leden der gemeente uitgevende, nochtans onchristelijk leren of leven.

Mt 20.25 26.52

20) vervuld zijn.

Dat is, volbracht, of ten volle bewezen zijn. En dit zegt de apostel tot verzachting van het voorgaande dreigement, om hen tot voorkomen van deze straf, door verbetering van zulke ergernissen, te bewegen; overmits daar ook behoorlijke tijd en middel tot bekering aan zulken moet gegeven worden eer de uiterste straf mag worden gebruikt.

Hebrews 2:3-4

5) ontvlieden,

Namelijk de rechtvaardige vergelding der straffen.

6) zo grote zaligheid

Dat is, zo klare en krachtige leer, die ons ter zaligheid roept; waardoor het Evangelie verstaan wordt, hetwelk ook een dienst des Geestes en des levens wordt genoemd, daar de wet een doodslaande letter is, waarvan zie de verklaring op 2 Cor. 3:6,7.

2Co 3.6,7

7) begonnen zijnde

Grieks begin genomen hebbende gesproken te worden.

8) de Heere, aan ons

Namelijk Jezus Christus, toen Hij in de dagen Zijns vleses onder ons heeft gepredikt als een dienaar der besnijdenis.

9) bevestigd is geworden

Dat is, meer en meer versterkt.

10) van degenen,

Hieruit willen sommigen besluiten dat Paulus dezen brief niet zou hebben geschreven, daar hij niet door mensen, maar van Christus zelf het Evangelie gehoord heeft, en tot een apostel is beroepen, 2 Cor. 12:4, enz.; Gal. 1:1, en Gal. 2:6. Doch dit is een zeer zwak bewijs, dewijl de apostelen, door een figuurlijke wijze van spreken, zichzelf dikwijls in de vermaningen insluiten, hoewel zij hun eigenlijk niet aangaan, gelijk in deze drie voorgaande verzen meermalen geschiedt. Zie ook een opmerkelijk voorbeeld 1 Cor. 10:8,9; 1 Petr. 4:3; daarenboven, hoewel Paulus de leer des Evangelies van niemand heeft geleerd dan van Christus, nochtans is hij daarin ook versterkt door Ananias, Hand. 9:17, en door onderlinge handeling met de andere apostelen, gelijk de andere apostelen ook door de handelingen met hem, gelijk hijzelf in het brede getuigt, Gal. 2:2, enz.

2Co 12.4 Ga 1.1 2.6 1Co 10.8,9 1Pe 4.3 Ac 9.17 Ga 2.2
11) medegetuigende

Namelijk met de apostelen en evangelisten, die ons het Evangelie hebben verkondigd. Zie Mark. 16:20.

Mr 16.20
Copyright information for DutKant