2 Corinthians 4:4

8) de God dezer eeuwD

Dat is, de Satan, die door een rechtvaardig oordeel Gods over de ongelovige mensen zulke heerschappij verkrijgt, alsof hij een god van hen ware, en dien zij als hunnen god dienen. Zie Joh. 12:31; Ef. 2:2, en Ef. 6:12.

Joh 12.31 Eph 2.2 6.12

9) betrale de verlichting

Of, schijne, lichte.

10) het beeld Gods is.

Namelijk niet alleen ten aanzien van Zijn goddelijke natuur, zijnde het eeuwige Woord en de wijsheid des Vaders, maar ook ten aanzien dat hij is God geopenbaard in het vlees, door wien Gods heerlijkheid, rechtvaardigheid, genade, wijsheid en macht ons in het Evangelie als in een spiegel worden uitgedrukt. Zie Col. 1:15; Hebr. 1:3.

Col 1.15 Heb 1.3

Ephesians 1:21

60) Verre boven

Deze titels worden niet alleen den oversten en machten in deze wereld gegeven, maar ook den engelen in den hemel, Col. 1:16; boven alle welken Christus, zelfs naar Zijn menselijke natuur, ver is verheven.

Col 1.16

61) allen naam,

Namelijk van hoogheid en heerlijkheid.

62) in de toekomende;

Dit verstaan sommigen van het rijk der hemelen of van den staat der hemelse schepselen; doch dewijl deze staat nu ook tegenwoordig is, zo wordt het beter genomen voor den staat aller schepselen ook na de voleinding dezer wereld, wanneer de gelovigen zullen verheerlijkt worden, en Christus nochtans, ook naar zijn menselijke natuur, als het Hoofd, ver boven alle schepselen zal verheven blijven. Zie Luk. 1:32,33; Openb. 5:13, en doorgaans.

Lu 1.32,33 Re 5.13

Ephesians 2:2

3) eertijds gewandeld

Namelijk v¢¢r uwe bekering tot het geloof in Christus.

4) naar de eeuw

Dat is, naar de algemene wijze van leven der wereldse mensen.

5) naar den overste

Dat is, naar den wil en ingeving des oversten.

6) van de macht

Dat is, des Satans, gelijk terstond verklaard wordt, die zo genaamd wordt omdat hij een geestelijk wezen heeft, en nog grote macht in het bewegen der lucht heeft behouden, gelijk uit de historie van Job blijkt, en die uit de lucht den gelovigen nog gedurigen strijd aandoet; Ef. 6:12; 1 Petr. 5:8.

Eph 6.12 1Pe 5.8

7) die nu werkt in

Dat is, door zijne werkingen en ingevingen leidt waar hij wil. Het woordje nu, doet hij daarbij, omdat de Satan deze zijne werking en heerschappij, die hij over hen allen tevoren gebruikt had, nu in de gelovigen had verloren, hoewel hij hen nog bestreed, maar zijne macht alleen in de ongelovigen had behouden; 2 Cor. 4:3,4; 2 Thess. 2:9,10.

2Co 4.3,4 2Th 2.9,10

8) de kinderen der

De ongelovige mensen, die het Evangelie ongehoorzaam zijn, Ef. 5:6; Col. 3:6, worden ook anders kinderen Belials genaamd. Zie Deut. 13:13.

Eph 5.6 Col 3.6 De 13.13

Ephesians 3:10

20) door de Gemeente,

Dat is, door den verscheiden stand der gemeente onder het Oude en Nieuwe Testament.

21) de overheden

Dat is, der engelen, gelijk hiervoor Ef. 1:21, en Col. 1:16; alzo genoemd, omdat God hun dienst dikwijls gebruikt in de regering van landen en koninkrijken, Dan. 4:13, en Dan. 10:13. Want ook de engelen zelf zijn begerig deze veelvuldige wijsheid Gods in de verscheidenheid van de regering der gemeente en der weldaden, die Hij den gelovigen door Christus doet, te aanschouwen; 1 Petr. 1:12.

Eph 1.21 Col 1.16 Da 4.13 10.13 1Pe 1.12

22) in den hemel

Grieks, hemelse, of in de overhemelse, namelijk plaatsen.

2 Thessalonians 2:9-10

35) wiens

Namelijk antichrist, waarvan hij in het begin van het voorgaande 2 Thess. 2:8 had gesproken.

2Th 2.8

36) des satans

Dat is, met zodanige werking als de Satan pleegt te gebruiken om de mensen te verleiden, welke werking in de volgende verzen wordt verklaard.

37) in

Dat is, kracht van tekenen, of wonderen, die de Satan zal te voorschijn brengen, om de heerschappij en valse leer van den antichrist te bevestigen. Zie Matth. 24:24; Openb. 13:13, enz.

Mt 24.24 Re 13.13

38) wonderen

Dat is, die ten dele verzonnen zullen zijn, ten dele van den Satan te weeg gebracht, om zijn dienaars in aanzien, en de arme verblinde mensen in hunnen valse voorgevingen en bijgelovigheden te houden.

39) alle

Dat is, allerlei. Want de Satam heeft ene bepaalde macht.

40) verleiding

Dat is, tot ongerechtige en valse leer, gelijk het woord waarheid uitwijst, dat daartegen gesteld wordt, en gelijk hierna 2 Thess. 2:12.

2Th 2.12

41) daarvoor

Dat is, in vergelding dat zij, enz., hetwelk het Griekse woord medebrengt. Het is dan ene rechtvaardige straf Gods over de verkeerdheid en ondankbaarheid van zulke mensen, gelijk in het volgende 2 Thess. 2:11 nader uitgedrukt wordt.

2Th 2.11

42) de liefde

Dat is, de waarheid niet lief gehad hebben, en dientengevolgen ook niet geloofd en behouden. Zie dergelijke straf van God over de heidenen, die de natuurlijke kennis Gods niet hebben behouden; Rom. 1:28.

Ro 1.28
Copyright information for DutKant